Kunstverhaal: “Pas op, Cupido slaapt!”

“Nee liefste verlaat mij niet! Blijf bij mij. Ik kan niet leven zonder jou!”, smeekt ze. Haar armen stevig om hem heen geslagen. Haar blik is vol verlangen. De wereld om haar heen lijkt stil te staan. De gedachte dat hij weg gaat voor de jacht doet haar maag omkeren.

Schilderijen zitten vol verhalen. Sommige zijn verborgen voor ons terwijl anderen voor het oprapen liggen. Tenminste als je het verhaal kent. Verhalen uit de bijbel bijvoorbeeld. Een man met lange haren en een lap om zijn middel hangend aan het kruis zullen velen wel herkennen. Maar hoe zit het met deze mooie jonge vrouw, naakt met haar blonde haren schitterend in de zon. Wie is zij? Waarom klampt ze zich aan hem vast?

Venus en Adonis door Titian in ca. 1554, Museo del Prado in Madrid.

Titiaan behoort tot een van de grootheden uit de Italiaanse renaissance in de 16de eeuw. In deze tijd dienden verhalen uit de klassieke oudheid als een grote inspiratiebron voor schilders  Titiaan was in Venetië actief en werd beschouwd als de meester van kleur. De stofuitdrukking en de kleuren zijn zo levensecht dat het haast lijkt alsof we naar een foto kijken. 

“Rustig maar, ik kom terug dat beloof ik”, probeert hij haar gerust te stellen. Nog even drukt hij haar dicht tegen zich aan, daarna maakt hij zich los uit haar armen en keert haar de rug toe. De honden rennen achter elkaar aan en blaffen enthousiast. Hij deelt deze vreugde niet en slikt zijn tranen weg.

De vrouw die hij achterlaat is Venus, de godin van de liefde. Zij is verliefd geworden op hem, Adonis. Hij kon de charme van Venus niet weerstaan. Een haast onmogelijke liefde van een sterveling en een godin. Zal dat goed gaan?

Ze kijkt hem na tot hij uit het zicht verdwenen is, maakt met haar hand een kus gebaar en draait zich om. Het jongetje met vleugeltjes en een pijl en boog in de boom , ontgaat het allemaal. Venus geeft hem geïrriteerd een duw. “Wordt wakker! We gaan!” Cupido opent zijn ogen en gaapt uitgebreid. Heel langzaam komt hij overeind en volgt zijn moeder.

Op dit moment weet Venus het nog niet, maar ze zal Adonis nooit meer terug zien. Hij wordt gedood tijdens de jacht door een wild zwijn. Misschien begrijp je, nu je het verhaal kent, waarom Cupido door Titiaan slapend is afgebeeld. Cupido zal nooit zijn liefdespijlen afvuren als het een onmogelijk liefde is.

Kunstverhaal: ‘Ik zie jullie’

Gefronste wenkbrauwen, zijn ogen samengeknepen. Afwachtend en onzeker. De kapper zit vol. Nu moet hij weer wachten. Alweer! Denkt hij. De inkt leidt zijn eigen weg op papier. Zonder regels en vooroordelen.

Marlene Dumas, Black Drawings, 1991-1992. 111 tekeningen, zwarte inkt papier,
De Pont museum, Tilburg

Kennen jullie elkaar? Of zijn jullie door toeval verbonden? Ieder met een eigen verhaal. In licht. Van voren. In schaduw. Ver af.

Onderuit gezakt met zijn voeten rustend op de rand van de bank. Een zucht. ‘De boodschappen staan nog in de gang’. Een blik opzij.

Vragen wil ik stellen. Stemmen door elkaar. Jullie verhalen. Met en zonder gezicht. Een glimlach ontdekken. 

“Woow maar dat is echt klein!”

We stappen een grote kamer binnen vol met potten en pannen. Het is de keuken van Rembrandt.

“Juf, waarom staat er een bed in de keuken?”, vraagt een leerling aan mij terwijl ze naar de houten bedstede wijst.

“Waarom denk je?”, kaats ik de vraag terug. “Omdat je dan makkelijk kon gaan koken?”, geeft dezelfde leerling antwoord. Ik knik.

“Wie zou er in de keuken slapen?” De leerling haalt zijn schouders op. “De dienstmeid!”, roept een van haar klasgenootjes.

“Juist! Maar dan een andere vraag. Waarom was het bed zo klein?”

Even valt er een stilte daarna beginnen een aantal leerlingen met elkaar te overleggen. Ze besluiten dat één iemand het woord voert namens de groep. “Omdat dat in ruimte scheelde”, luidt het antwoord.

“Dat niet alleen, mensen sliepen ook anders. Weet iemand hoe?” Als het stil blijft leg ik uit dat mensen niet liggend sliepen maar zittend. Met een groot kussen in de rug. De mensen waren bang dat je bloed naar je hoofd zou stijgen en je dood zou gaan.

De kinderen kijken verschrikt mijn kant op. “Maar dat klopt toch niet? Ik lig altijd als ik slaap”, klinkt het geschokt naast mij. Ik stel hem gerust dat het inderdaad een fabel is.

“Er is nog een reden dat het bed zo klein is, wie weet het?” In tegenstelling tot de vorige vraag gaan er nu direct een aantal vingers de lucht in. “Omdat de mensen klein waren in die tijd”, verklaart een jongen naast mij.

Ik knik goedkeurend mijn hoofd en voeg er aan toe: “We weten dat Rembrandt net zo groot was als ik.” “Woow maar dat is echt klein!”, bevestigt dezelfde jongen terwijl hij grote ogen opzet.

De rest van de groep schiet in de lach.

Kunstverhaal: “Het niet weten verbindt ons”

Glitters. Glinsters. Bling. Kleine diamantjes, heel veel bij elkaar. Samen veilig. Samen één. Het herinnert mij aan de dood. Aan de vergankelijkheid van ons leven.

We leven één keer. Leef je leven, hoor ik dan. Wat is dat? Hoe doe je dat? Geniet van de kleine dingen. Je kan morgen onder een bus komen. Dus leef in het moment. Vergelijk jezelf met jezelf. Lijfspreuken en mantra’s als houvast.

Ik blijf kijken. Ik zie nog iets. Een sprankeling. Hoop. Diamanten als een zonnetje bij elkaar. Verheerlijking van het leven. Omarming van de dood. Is het ons einde of ons begin?

Het niet weten verbindt ons. Schitter en ontdek. Niet weten is ook weten.

Dagboek: ‘Mama doe niet druk’

Al de hele ochtend hield het mij bezig. Verwarming open en dicht. Monteur instrueren, afwachten en weer als dicht draaien. Nee het lag toch écht aan de leverancier. Stadsverwarming tja dat wisten ze niet precies.

Een irritant wachtmuziekje volgde en geduld. Ik zou terug gebeld worden. Vandaag als het mee zat. Adam verdroeg mijn onrust en wachtte braaf tot ik klaar was met bellen. Maar zijn bereidheid nam af bij de volgende twee telefoontjes. Steeds iets harder vroeg hij mij aandacht.

De tijd tikte door. We moesten voor half drie naar zijn school toe. Dan kon de juf ‘op afstand’ ons zijn kerstlichtje overhandigen. Anders zou de kersttafel onversierd blijven dit jaar. Er ging al genoeg niet door dus dat was geen optie.

Ik werd terug gebeld, er kon iemand langskomen tussen 1300 en 1500 uur. Onrustig wachtend zaten we de tijd uit. De monteur kwam om 1330 en het bleek niet aan de leverancier te liggen. Nee het was écht de binnen verwarming dus de overige monteur had zijn werk niet goed gedaan.

Korte samenvatting ons huis was nog steeds niet warm. Ik belde weer en wachtte. Ja, ze waren druk en mijn aanvraag werd doorgezet naar het desbetreffende filiaal. Vandaag hoorde ik iets.

Chagrijnig tuigde ik mezelf en Adam, die geen haast wilde maken, in de auto. ‘We moeten nu je gaan anders zijn we te laat voor je stomme potje!’ Riep ik. Hij huilde en keek mij zielig aan. ‘Sorry dat was niet aardig van mij om te zeggen’. ‘Nee’, viel Adam bij.

‘Ik ben geïrriteerd want de verwarming doet het nog steeds niet en ik ben er al de hele dag mee bezig’, legde ik hem uit. ‘Stop mama, niet druk doen’, zei Adam. ‘Je hebt gelijk’. Even was het stil. ‘Mama je doet weer druk. Dat helpt niet’, legde Adam uit. ‘Je hebt gelijk. Wil jij mij helpen?’ Vroeg ik. ‘Eerst je niet druk maken’, zei hij serieus. ‘Oké’. ‘Die zijn dicht. Alles is dicht’. Ik hoorde hoe dramatisch ik deed. Adam had er geen boodschap aan. ‘Dan wachten we tot ze weer open gaan’. ‘Maar…’ ‘Ze gaan vanzelf weer open Mama’. Hij klonk overtuigd.

‘Wie heeft je geleerd om zo te denken?’ Vroeg ik. ‘Ik heb het mijzelf geleerd’. Als we geparkeerd hebben word ik gebeld. Ze sturen vrijdag een monteur die verstand heeft van stadsverwarming. ‘Een koude kerst is niks mevrouw’, zegt de medewerker van de klantenservice.

Adam holt naar school en komt terug met zijn kerstlichtje. Zo krijgen we toch nog onze feestelijke zelftesten als voorgerecht, onder voorbehoud, en met-veel-eten kerst.

Kunstverhaal: ‘Als hij kon vloog hij het museum uit’

Ik daag mezelf uit: schrijf  en creëer iets nieuws uit iets ouds. Elke week opnieuw. Als ik een museum bezoek koop ik altijd een kunstkaart. Ik bewaar ze en heb er veel. Maar ik doe er niks mee. Nu krijgt elke kaart een eigen verhaal.

Zittende Amor, marmer, 1757, Etienne-Maurice Falconet, Rijksmuseum Amsterdam

‘Ssst sst, zachtjes’, hoor ik. Even blijf ik staan en kijk om mij heen. Waar komt het geluid vandaan? Ik zie niemand. Voorzichtig loop ik door. Dan hoor ik het weer. Ik kom langzaam dichterbij. ‘Waar ben je?’ Vraag ik.

‘Hier’, klinkt het uit de hoek van de zaal. Heel zachtjes loop ik in de richting van de stem. In het uiterste hoekje, half verscholen onder de tafel, zie ik iets. Ik kom steeds dichterbij. Hij maakt zich klein en klemt zijn knieën tegen zijn borst. ‘Niet bang zijn, ik doe niks’, stel ik hem gerust. Hij blijft op zijn plek. Ik kniel neer en kruip onder de tafel. Stapje voor stapje dichterbij. Hij kijkt mij aan met zijn kleine bruine oogjes, zijn haren zitten verwart. Hij probeert te bewegen, maar het lukt niet.

‘Wat is er aan de hand?’ vraag ik. Hij zegt niks. Dan zie ik het! Zijn vleugel zit vast. Ik zie rode druppels glinsteren in het licht. Behendig haal ik een papieren zakdoekje uit mijn tas en schuif nog iets dichterbij. Zijn vleugels trillen. Zou hij pijn hebben? Heel voorzichtig dep ik met het zakdoekje het bloed op zijn vleugel. Hij slaagt een kreet maar verroert zich niet. Zijn vleugel zit nog steeds vast. Ik kruip onder de tafel uit en probeer met al mijn kracht een hoekje van de tafel op te tillen. Nog ietsje hoger. Hij beweegt. Los. Hij lacht verlegen en kruipt ook onder de tafel vandaan. We staan naast elkaar. Hij is klein. Schattig. Naakt. Ik niet. In zijn tijd was dat zo. In mijn tijd niet. Hij probeert of zijn vleugels nog werken. Een klein stukje komt hij boven de grond uit. Zijn voetjes trappen en zijn lach wordt groter. Hij zwaait en vliegt nog iets hoger. De ramen van de zaal zijn dicht. Een klein rondje volgt, vlak langs een ander schilderij. Een diepe snelle duik onder de tafel door. Zijn pijlenkoker hangt hij aan zijn sokkel op. De sokkel is leeg. Hij kijkt ondeugend. Hij heeft geen zin. Al die pijlen voor al die mensen die zijn hulp nodig hebben. Hij is nog maar een jongetje. Nog een keer duikt hij onder de tafel door. Een paar druppels bloed vallen op de grond. Dan hoor ik door de luidspreker dat het museum gaat sluiten. Het jongetje dwaalt neer op zijn sokkel met zijn beentjes over elkaar.

‘Ssst, aan niemand vertellen he?’ Ik knik en zwaai. Als ik omkijk zit hij weer stil, zoals altijd.

Dagboek: ‘Eh uh, nog een keer!’

Proberen, fouten maken, leren en nog een keer. Ik vind dat soms moeilijk. Noah niet. Hij geniet er juist van.

Hij is bijna 1 jaar en hij wil staan; alleen kan het nog niet. Elke keer probeert hij het weer. Eerst op zijn knietjes, zijn handjes stevig om de speilen van de box geklemd.

‘Eh uh!’ Roept hij. Ik help hem op zijn voetjes. Hij lacht en is tevreden. Als ik zijn handjes wil loslaten grijpt hij mij steviger vast. Zitten wil hij niet. Staan…. staan! Zijn beentjes krom en op zijn teentjes. Hij wiebelt. Hij valt om en schrikt. Een korte knuffel volgt. Dan wurmt hij zich weer uit mijn armen en begint opnieuw.

Knietjes, voetjes en staan. Het lijkt net een video die op repeat staat. Noah glundert als hij zijn voetjes plat zet en één handje lostrekt. Dan laat hij zich op zijn billen vallen en zet het op een kruipen. De deur: heen en weer. De kast: open en dicht. Onder de tafel liggen nog kruimels. Hij ziet een lego-creatie van zijn grote broer. Noah hijgt en versnelt zijn kruiptempo. Ik ben net op tijd. Met een onschuldige lach kijkt hij omhoog naar mij. ‘Eh uh!’ roept hij weer.

Ik pak zijn handjes en behendig trekt hij zichzelf om hoog. Tijd voor weer even oefenen.

Mijn kleine Noah wijst mij de weg. Proberen – fout maken – leren én nog een keer!

Dagboek: ‘Zijn de Pieten onzichtbaar?’

Alles draaide de afgelopen weken om Sinterklaas, de Pieten en kadootjes bij ons thuis. Blij toe om de Sint vandaag uit te zwaaien. Onze hulp-cadeau-inpak-vraag-piet dacht hier gister anders over.

‘Waanneer komen de Pieten?’

‘Wat zou ik krijgen?’

‘Zijn er ook chocolade letters?’

‘Zijn er pepernoten?’

‘Maakt niemand mijn cadeau’s open?’

‘Zijn de Pieten onzichtbaar?’

‘Hoe weten ze dat wij een baby hebben?’

‘Kijken ze door de brievenbus?’

‘Zien ze aan onze schoenen dat we een baby hebben?’

‘Waarom eet babypiet bij het Sinterklaas journaal chocola? Een baby mag toch geen chocola?’

‘Mag ik op speelgoed-dag mijn pietenpak weer aan?’

‘Waarom gaat Sinterklaas met de boot? Dat duurt toch heel lang?’

‘Kunnen Pieten echt op het dak klimmen?’

‘Gaat Sinterklaas NU weer terug naar Spanje? Waarom wonen ze niet in Nederland?’

‘Kan ik vandaag mijn schoen nog zetten?’

‘Waar is het kleine, laatste, stukje van mijn chocolade letter?’

‘Waarom is het morgen niet ook pakjes avond?’

‘Slapen Pieten wel?’

‘Eten Pieten altijd pepernoten?’

‘Hoeveel hulp-Sinterklazen zijn er?’

‘Pakken de Pieten alle kadootjes zelf in?’

‘Hoe weten de Pieten waar wij wonen?’

‘Hoe maken ze alle pepernoten?’

‘Komen ze volgend jaar weer?’ ‘Mag ik dan weer mijn schoen zetten?’

‘Is de Sinterklaashoek op school al weg?’

Aan het eind van de avond: ‘Mama ik heb buikpijn van alle pepernoten’ en ‘Ik vind het heel jammer dat Sinterklaas voorbij is’.

De volgende ochtend geen sip en verdrietig jongetje maar eentje met nog meer vragen dan de dag ervoor. ‘Ik vind het niet meer jammer. Ik heb zin in kerst’ ‘Zou er in de klas al kerstversiering hangen?’

Dagboek: ‘Mama, is het testgebouw eigenlijk gewoon een binnen-museum?’

Gaan we naar dezelfde plek waar we vorige keer waren?’ ‘Ja.’ ‘Ben jij hier ook getest?’ ‘Ja.’ Ik parkeer de bakfiets en help Adam eruit. ‘Is het al open?’ ‘Ja, kijk maar.’ We horen bij de eerste: zaterdag om half negen.

We groeten de beveiligers en lopen naar binnen. Als we langs de paaltjes met linten lopen blijft Adam staan. ‘Mama, is het testgebouw eigenlijk gewoon een binnen-museum?’ ‘Nee.’

We mogen naar nummer 7. ‘Welk nummer had jij vorige keer?’ Ik denk na: geen idee. ‘Nummer 4.’ ‘Oké.’ Adam houdt stil en kijkt het hokje in naar een medewerker van de GGD die gehuld is in een plastic pak. 

‘Hoi’, zegt Adam. ‘Hoi’, zegt de mevrouw. ‘Wil je op de hoge of lage stoel?’ ‘Lage.’ Adam gaat vastberaden zitten. Hij snuit zijn neus en volgt de handelingen van de mevrouw. ‘Hoe ver gaat het stokje in mijn neus?’ Vraagt hij. De mevrouw doet het voor. ‘Zover of zover?’ Adam houdt zijn vinger tussen zijn ogen.

‘Nee, zover als je pinkje.’ Adam kijk onderzoekend naar zijn pink. ‘Oké.’ Het stokje gaat eerst in zijn mond en dan in zijn neus. Na afloop krijgt hij een diploma en een plaktattoo.

‘Hoe voelde het?’, vraag ik als we weer buiten staan. ‘Ik dacht dat het stokje uit mijn oog zou komen’, antwoordt Adam serieus. ‘Nee gelukkig niet zeg. Deed het pijn?’ ‘Het kriebelde’. Adam klimt weer de bakfiets in.

Als ik wegrijd richten we ons weer op belangrijke zaken. Dus zegt hij: ‘Mama, gaan we nu lunchen?’

Dagboek: ‘Maar, zeg het niet tegen de juf!’

We zitten aan tafel voor het avondeten.

‘Adam wat is er gebeurd?’ Op zijn wang glimt een rode schram. ‘Dat is gebeurd bij het buitenspelen’ Hij eet met smaak van zijn eten.

‘Ben je gevallen?’ Vraag ik.

‘Nee een kind heeft op mijn gezicht getekend’. Allebei zetten we grote ogen op en vragen door. Noah probeert ook aandacht te krijgen en slaat met zijn kleine drinkbeker op tafel.

‘Wie was het?’

‘Ik ken hem niet, hij zit in groep 6’

Hoe meer wij vragen, hoe spannender het verhaal wordt. Voordat Adam gaat slapen drukt hij ons op het hart om geen bericht te sturen naar zijn juf. ‘Dat is klikken’.

Geschrokken en vol in onze emoties typen wij een bericht op aan de juf. Ze reageert direct en beloofd het uitzoeken.

Kleuterfantasie blijkt echter de overhand te hebben gespeeld. De volgende dag is Adams verhaal onsamenhangend. Kids uit groep 2 blijken niet tegelijk met hogere groepen buiten te spelen. Adam biecht op dat hij het verhaal verzonnen heeft. Hij is gevallen en heeft zichzelf geschaafd bij het buitenspelen. Ze speelden wild.

Echt en nep. Waar en niet waar. Zeggen en klikken. Grapjes. Een volgende keer weten we dat onze lieve kleuter zijn verhalen soms net wat spannender maakt.

Dat ook hij van groots en meeslepend houdt en merkt welk verhaal aandacht oplevert en welke niet.

Wij hebben ook weer een opvoedles beleefd. De volgende keer slapen we er eerst een nachtje erover. Want wie weet zijn er wel

dieven, prinsessen of kadopieten het verhaal ingeslopen.