Dagboek: ‘Mama, is het testgebouw eigenlijk gewoon een binnen-museum?’

Gaan we naar dezelfde plek waar we vorige keer waren?’ ‘Ja.’ ‘Ben jij hier ook getest?’ ‘Ja.’ Ik parkeer de bakfiets en help Adam eruit. ‘Is het al open?’ ‘Ja, kijk maar.’ We horen bij de eerste: zaterdag om half negen.

We groeten de beveiligers en lopen naar binnen. Als we langs de paaltjes met linten lopen blijft Adam staan. ‘Mama, is het testgebouw eigenlijk gewoon een binnen-museum?’ ‘Nee.’

We mogen naar nummer 7. ‘Welk nummer had jij vorige keer?’ Ik denk na: geen idee. ‘Nummer 4.’ ‘Oké.’ Adam houdt stil en kijkt het hokje in naar een medewerker van de GGD die gehuld is in een plastic pak. 

‘Hoi’, zegt Adam. ‘Hoi’, zegt de mevrouw. ‘Wil je op de hoge of lage stoel?’ ‘Lage.’ Adam gaat vastberaden zitten. Hij snuit zijn neus en volgt de handelingen van de mevrouw. ‘Hoe ver gaat het stokje in mijn neus?’ Vraagt hij. De mevrouw doet het voor. ‘Zover of zover?’ Adam houdt zijn vinger tussen zijn ogen.

‘Nee, zover als je pinkje.’ Adam kijk onderzoekend naar zijn pink. ‘Oké.’ Het stokje gaat eerst in zijn mond en dan in zijn neus. Na afloop krijgt hij een diploma en een plaktattoo.

‘Hoe voelde het?’, vraag ik als we weer buiten staan. ‘Ik dacht dat het stokje uit mijn oog zou komen’, antwoordt Adam serieus. ‘Nee gelukkig niet zeg. Deed het pijn?’ ‘Het kriebelde’. Adam klimt weer de bakfiets in.

Als ik wegrijd richten we ons weer op belangrijke zaken. Dus zegt hij: ‘Mama, gaan we nu lunchen?’

Dagboek: ‘Maar, zeg het niet tegen de juf!’

We zitten aan tafel voor het avondeten.

‘Adam wat is er gebeurd?’ Op zijn wang glimt een rode schram. ‘Dat is gebeurd bij het buitenspelen’ Hij eet met smaak van zijn eten.

‘Ben je gevallen?’ Vraag ik.

‘Nee een kind heeft op mijn gezicht getekend’. Allebei zetten we grote ogen op en vragen door. Noah probeert ook aandacht te krijgen en slaat met zijn kleine drinkbeker op tafel.

‘Wie was het?’

‘Ik ken hem niet, hij zit in groep 6’

Hoe meer wij vragen, hoe spannender het verhaal wordt. Voordat Adam gaat slapen drukt hij ons op het hart om geen bericht te sturen naar zijn juf. ‘Dat is klikken’.

Geschrokken en vol in onze emoties typen wij een bericht op aan de juf. Ze reageert direct en beloofd het uitzoeken.

Kleuterfantasie blijkt echter de overhand te hebben gespeeld. De volgende dag is Adams verhaal onsamenhangend. Kids uit groep 2 blijken niet tegelijk met hogere groepen buiten te spelen. Adam biecht op dat hij het verhaal verzonnen heeft. Hij is gevallen en heeft zichzelf geschaafd bij het buitenspelen. Ze speelden wild.

Echt en nep. Waar en niet waar. Zeggen en klikken. Grapjes. Een volgende keer weten we dat onze lieve kleuter zijn verhalen soms net wat spannender maakt.

Dat ook hij van groots en meeslepend houdt en merkt welk verhaal aandacht oplevert en welke niet.

Wij hebben ook weer een opvoedles beleefd. De volgende keer slapen we er eerst een nachtje erover. Want wie weet zijn er wel

dieven, prinsessen of kadopieten het verhaal ingeslopen.

Dagboek: -Disco Sushi –

Twee weken op rij feest. Eerst Mo en toen Adam. Hij is alweer 5 jaar! Kinderdisco in zijn kamer met Sinterklaasliedjes. Regenboogtaart met Dino’s. Een gouden glittergordijn in de gang. En Sushi! Ja sushi, dat is zijn lievelingseten. Dus waren er schalen vol sushi. Gesmikkeld door alle ouders en Adam. Genieten!


Twee weken op rij een ontploft huis. Moe maar voldaan! We ploffen neer op de bank voor een film. Maar waar is de afstandsbediening? Na een zinloze zoekpoging eindigen we aan tafel met de krant.

‘Adam weet jij waar de afstandsbediening is?’ Vraagt Mo de volgende dag. Adam denkt na… ‘Ehum ik denk in mijn koffertje’ Trots vist hij de afstandsbediening uit zijn speelgoed koffertje en lacht blij.

Nu is het tijd voor een feestjes-pauze. Op 18 december staat ons volgende feest gepland. Dan wordt Noah 1 jaar! Oh, en dan bergen we de afstandsbediening veilig op.

Dagboek: ‘Een museum is saai want dan moet ik rustig doen’

Adam en Noah bij STRAAT Museum Amsterdam

Hij is alweer groot: 5 jaar. Dus schaart hij zichzelf bij de ‘grote’ kleuters: ‘Ik ben een groep 2er’. Hierdoor zijn allerlei dingen niet meer van zelfsprekend. ‘Nee Mama, nu wil ik niet knuffelen’ of ‘Mama ga maar weg’ en bijna elke dag na school ‘Mama mag ik uit spelen?’ Laatst zei ik terug: ‘Maar dat vind ik zo ongezellig’. Even dacht hij na: ‘Mama in het weekend kan je weer met mij spelen’. Daar moest ik het maar mee doen vond hij.

Onze museumbezoekjes zijn op een laag pitje gezet. Corona helpt niet mee en Noah, zijn kleine broertje, maakt van elke plek een indoor-kruip of cracker-eet festijn. Dus betrap ik mezelf erop dat ik weer neig naar kindvriendelijke plekken. De bibliotheek, NEMO (de kinderhysterie walhalla) of toch maar een speeltuintje.

De hoogste tijd dus om op stap te gaan met de KleuterKUNSTclub. Welke tentoonstellingen sluiten aan bij Adams belevingswereld? Bij aankomst op school blijkt Adam echter minder enthousiast. ‘Ik wil naar het speelmuseum’. ‘Daar waren we vorige week. Een nieuw museum ik ook leuk’. ‘Maar mama dat is saai want dan moet ik rustig doen’ Hij doet zijn armen over elkaar en kijkt mij met een serieuze blik aan. ‘Je kan nergens schreeuwen en hard rondrennen. Ook niet in de bieb’. Adam schudt zijn hoofd, hij denkt hier duidelijk anders over. Ik laat hem twee foto’s zien waar hij er eentje uit mag kiezen. Een graffiti kunstwerk van een leeuw of een tentoonstelling over kadootjes. Eerst winnen de kadootjes om in de vertrouwde Sinterklaassfeer te blijven. Maar uiteindelijk gaan we naar het STRAAT Museum want dat is dichtbij in ons eigen vertrouwde stadsdeel.

De voormalige NDSM-scheepsloods van 8000 m2 biedt meer dan genoeg ruimte om actief rond te kijken. Overal om ons heen zien we mega grote graffiti kunstwerken. De kou en Adams ongeduld doen ons tempo versnellen. De stoere houding -Ik vind een museum stom én gaan we nu iets eten in het restaurant – verdwijnt eventjes. We zoeken dieren, tellen kleuren en fantaseren over regenboog monsters. Adam blijft staan en kijkt. ‘Mama wat is dat?’. Het beste antwoord hierop bleek ‘Ehmm geen idee. Wat denk jij?’. Zo zien we opeens een zeemeermin, een held met pijlen in zijn rug en een leeuw zonder poten. Noah besluit ook mee te doen en wil oefenen met staan. Ook speurt hij de grond af op zoek naar iets interessants om in zijn mond te stoppen.

We krijgen het koud en druipen af naar het café. Tot ons geluk blijkt de heater kapot. Gelukkig hebben ze warme frietjes. In de winkel vraagt Adam. ‘Mama mag ik dit hebben?’ Hij houdt een willekeurig boek omhoog. ‘Nee’. ‘Oké’ Hij legt hem terug. ‘Knap hé mama, dat ik niet ga zeuren maar alleen oké zeg?’ Ik schiet in de lach. Kleutertrots. In de bakfiets terug naar huis blijkt dat Adam volgende week weer naar een museum wil: maar wél eentje met verwarming.

KleuterKUNSTclub: “De koets van goud en verdriet”

‘Mag ik op het knopje drukken?’ Vraagt Adam in de lift. Ik knik. ‘We moeten er bij Rokin weer uit’, zeg ik als we de metro in stappen. Ik parkeer de kinderwagen en ga zitten. De metro komt in beweging. Adam wankelt maar blijft staan. Hij schrikt en kruipt op mijn schoot.

‘Zijn we al bij het koetsmuseum?’ ‘Bijna’ We gaan naar de Gouden koets kijken in het Amsterdam museum. ‘Zien we dan ook de koning en koningin?’ We babbelen door terwijl Noah vanuit de kinderwagen verwonderd om zich heen kijkt. De lampen, geluiden en metro maken indruk.

Op het perron bij Rokin voer ik Noah een potje bloemkoolstamppot, koud bij gebrek aan voorzieningen, terwijl Adam alle metro’s in de gaten houdt.

Tevreden wandelen we naar de lift en vervolgen onze tocht naar het museum. Bij hoge uitzondering mogen we zonder tijdslot naar binnen. Adam staat naast mij en is opdreef: ‘Maar waar is de koets van goud?’

We raken verzeild in een lange route van lift naar lift, zien ongepland het hele museum en starten in de laatste zaal van de tentoonstelling. Met hulp van een andere bezoeker tillen we de kinderwagen de trap af. Joepie! Daar is de koets!

Als we ons neus tegen het glas drukken klinkt het geluid van paardenhoeven. Adam onderzoekt of de paarden echt zijn. We vinden draken, engelen, zonnetjes en leeuwen op de koets. Allemaal van goud. En tot onze blijdschap is er ook een grote kroon. Maar geen koning en koningin. En het glas is ook jammer vindt Adam. Het tafereel op de linker koetsdeur krijgt onze aandacht. Ik leg uit wat er op staat.

‘Maar mama, wat doen de kinderen dan als hun papa en mama de hele dag moeten werken?’ ‘Die helpen mee of spelen een beetje.’ ‘Ik zie geen kinderen spelen.’ ‘Nee.’ ‘Maar ik vind het zielig voor de mensen dat ze alleen maar moeten werken.’ ‘Ja is het ook. In die tijd van het schip…’ ‘Het schip met de vlag van Nederland?’

‘Ja lang geleden, toen vonden mensen het normaal dat ze de baas konden zijn over andere mensen. Nu weten we dat niet normaal is en niet mag.’ ‘Nee. Ik vind het zielig mama.’ ‘Ja, daarom staat het nu in een museum. Zodat wij kunnen leren van vroeger.’

Noah kijkt ook naar de koets. Hij kirt en test zijn stembanden.

‘Oh mama, het geluid komt uit die box daar’ Adam wijst opgelucht naar een hoek toe.

Samen lopen we nog een rondje om de koets en stuiten bij de terugweg in het museum op het doelab. Een bak vol lego verwelkomt ons. Noah kruipt rond en Adam bouwt mee aan zijn eigen stad.

‘Weet je Adam. Belangrijk is om te onthouden dat je nooit de baas mag zijn over iemand anders. Je bent alleen de baas over je zelf.’ Adam kijkt op van zijn bouwwerk. ‘Ja altijd de baas zijn is gemeen.’ ‘Ja.’

Ik til Noah op, net voordat hij een stuk lego in zijn mond probeert te stoppen. ‘De kroon van goud vind ik mooi’, zegt hij. Ik aai over zijn hoofd.

‘Maar het schilderij is zielig’. Even is hij stil, dan houdt hij zijn lego bouwsel omhoog. ‘Kijk ik heb het allermooiste gebouw gemaakt van iedereen!’

Dagboek: ‘Zijn de leeuwen ook verdrietig?’

‘Waarom mama?’ Adam kruipt op mijn schoot en begint te snikken.’Omdat de dierentuin geen geld meer heeft’, leg ik uit.’Maar dan kan ik ze nooit meer zien!’ Huilt Adam.’Nee dat klopt maar de leeuwen krijgen nu wel een groter verblijf’, vertel ik. ‘Kan ik wel nog doei zeggen?’ ‘Nee want…’ Adam maakt mijn zin af: ‘Want het virus is er en daarom is Artis dicht’. Ik aai over zijn hoofd. ‘Dan wil ik een tekening maken voor in het leeuwenhok’, besluit Adam.

Aan de keukentafel zijn we druk aan het tekenen. ‘Waar in het hok komt de tekening dan?’ ‘Zien de leeuwen hem wel?’ ‘Zijn de leeuwen ook verdrietig? De leeuwen houden Adams gedachtes in zijn greep. Geconcentreerd tekent hij een leeuw en een stuk vlees. Als de tekening door Adam goedgekeurd is en door mij voorzien is van bijschrift gaan we naar de brievenbus.


‘Maar Mama, hoe gaan ze dan weg?’ Ik vertel dat de leeuwen gevangen worden in een kist en vervoerd worden naar Frankrijk. ‘Maar hoe dan? Je kan toch niet in hun hok?’ Verschillende scenario’s licht ik toe, vooral verdovingspijltjes wakkeren Adams nieuwsgierigheid aan. ‘Houden leeuwen van schieten?’ ‘Wat is verdoven? Hoe ziet dat eruit?’ 

We lopen verder, ik wijs naar de brievenbus. We houden stil en met een beetje hulp duwt Adam de brief in de brievenbus. Als we weer teruglopen naar huis begin ik ter afwisseling over iets anders.

‘Mama, we dwalen af! Wil je nog een keer vertellen over de kist en het vlees?’ Adam trekt doordringend aan mijn hand. ‘Ze worden in een kist gelokt met vlees’, herhaal ik. ‘Wat is lokken? En vinden ze dat leuk?’ Zo gaat het de hele middag door.

Leeuwen, leeuwen wat gaan wij jullie missen. Fijn dat jullie een groter verblijf krijgen en veel plezier met Adams tekening.

Dagboek: Nootje – kadootje

‘Hij wil een pinkie!’ Adam rent naar de wieg als hij zijn broertje hoort huilen en propt zijn pink in zijn mond. Er klinkt gepruttel en dan is het even stil. Een trotse grote broer kijkt mij aan. Dan begint Noah luidkeels te huilen. Zijn broers gezicht betrekt en hij gaat mokkend op de bank zitten. ‘Noah heeft gewoon honger’, leg ik uit. Adam knikt instemmend en houdt mij in de gaten als ik het flesje klaarmaak.

De lockdown houdt iedereen bezig in Nederland. Bij ons thuis kan je dit letterlijk nemen. De scholen zijn dicht en er is een ultra schattig klein nieuw lid aan het gezin toegevoegd. Opeens telt ons huis drie mannen van verschillende formaten. Tijdens de kerstdagen verbleven Noah en ik in het ziekenhuis en dus hadden wij geheel passend bij deze tijd een whatsapp-video-kerstdiner.

Baby clichés vergeet je even snel als je er weer aan went. De overweldigende liefde waarvan je niet wist dat dat nog een keer kon. Nootje-kadootje. Elk geluid horen óók als je slaapt. Het ongemak en pijn bij de borstvoeding. Onzekerheid: krijgt hij wel genoeg? Lekkende luiers omdat de flapjes weer eens verkeerd zitten. Water koken, afmeten, flesjes warmen en weer stomen. Dag en nacht. Het gesmak van de speen. Van alles foto’s maken. Verwonderd raken steeds weer opnieuw. Een opgekruld klein lijfje als een kruikje op je borst. Dromen op onze blauwe wolk: het is heerlijk!

Tegelijkertijd worden we door een enthousiaste grote vierjarige broer actief gehouden. Hij mist zijn vriendjes op school wat resulteert in een wervelwind. Dammie flammie.  Heel veel ganzenbord, kwartet en Uno spelen. Logeerpartijtjes door de weeks bij opa en oma. Uitstapjes naar de supermarkt en de Kruidvat onder het mom: je moet toch iets doen. Alle speeltuinen in de directe omtrek verkennen en opnieuw proberen. Bij gebrek aan inspiratie de eendjes eten geven en dan net als je vierjarige zoon wegrennen omdat de ganzen wel heel dichtbij komen. Begripvol proberen te zijn maar dan toch je geduld verliezen en te schreeuwen even onredelijk als de vierjarige in kwestie. Lekker eten en doordeweeks in de ochtend én avond in bad.

Moeder van twee. Geen groentje meer zoals de eerste keer maar stralend en genietend van al die mannen om mijn heen. Dammie-flammie en Nootje-kadootje. En niet te vergeten en Mo de rots. Hij die tijdens zijn verlof naast liefhebbende vader ook huisman en thuiskok werd. Oh en af en toe een levend klimrek voor onze wervelwind.

Samen zijn we de knuffeltosti. Brood-kaas en ham. En sinds Noah met extra boter. Lekker zeker nu alles dicht is.

Kunstverhaal: Spannend, een eerste date!

“En nu?” fluistert ze zonder haar blik van de man voor haar af te wenden. Haar zus kijkt haar kant op en knikt bemoedigend. “Ga dan”, zegt ze. Maar ze durft niet en blijft onbeweeglijk staan.

Ik houd van tekeningen. Vaak zie ik in een museum anderen er aan voorbij gaan. Het vraagt om meer geduld en iets meer fantasie wellicht. Dit papiertje heeft Hendrick van Avercamp aan gemaakt in 1626. Oftewel 390 jaar geleden. En daar sta ik nu voor! Er zit een grote vlek op de tekening, zou er iets overheen gevallen zijn? Of iets op geplakt? Geen idee, het staat er niet bij op het bordje. Meestal staan de vragen die ik heb niet op het bordje.

De titel: ‘Aan het ijs bij Den Haag’ vertelt weinig méér. Een winters tafereel op het ijs zien we, althans dat suggereert de titel.  Maar als je goed kijkt hebben de vier mensen op de voorgrond geen schaatsen of hele dikke mutsen en sjaals aan. Gelukkig hebben de dames wel een mof om hun handen warm te houden. Ik vermoed dat het mode was in die tijd. De kleding van het viertal doet geloven dat ze van goede huize waren. Geen vodden of blote voeten. Het zwarte masker trekt mijn aandacht. Ze kijkt mij aan. Gaat ze naar een verkleedfeestje? Nee, want de rest heeft geen masker op. Zouden het vrienden zijn of misschien wel twee jonge verliefde stelletjes?  De houding die ze aannemen spreekt dit echter tegen. Ze staan formeel naast elkaar, op gepaste afstand. Misschien hoorde dat wel in die tijd.

Zolang er geen beschrijving bij staat op het bordje kan ik zelf besluiten waar de tekening over gaat. Er is nooit één vaststaand antwoord, we zijn er immers niet bij geweest. Ik denk dat het twee zussen zijn met hun blonde haren. Het meisje met het masker op is de jongste en is door haar zus gekoppeld aan de man links op de tekening. Spannend, een eerste date!

Winterkoning op het ijs, Cornelis Ploos van Amstel naar Hendrick ca 1766, Rijksmuseum Amsterdam 

Ik beeld mij in wat de vervolgtekening zou zijn geweest. Misschien heeft Avercamp wel een hele serie gemaakt van al hun dates maar zijn die verloren gegaan?

Met kloppend hart vermand ze zich en loopt op de jongeman af. Ze glimlacht om zichzelf een houding te geven en wendt haar blik af. ‘Gelukkig heb ik een masker op’, denkt ze. Maar als je goed kijkt zie je dat ze bloost.

Dagboek: ‘Mama, hoe ziet je buik er uit als de baby er uit is?’

Ik tel de dagen af. Het duurt nu niet lang meer. Sterker nog ik wéét dat het bijna zover is. Ik zit in mijn eigen bubbel en fantaseer over wat komen gaat. Hoe zou mijn tweede zoon eruit zien? Hoe zou het gaan samen met Adam?

Om mij heen gaan klinken allerlei nieuwe strengere maatregelen om het coronavirus onder controle te krijgen. Winkels, musea en scholen die dicht zijn. Vragen en onduidelijkheden over hoe en of mensen kerst kunnen vieren dit jaar. Veel negativiteit en onzekerheid. Ik hoor en zie het wel maar de kleine schopjes in mijn buik maken het minder erg. De komende tijd zal onze bubbel, met zijn viertjes, nog groter worden dan toen Adam geboren werd. Nauwelijks bezoek of vermaak buitenshuis. Ons eigen fort in Amsterdam Noord met onze grote kleurrijke kerstboom en twee prachtige mannetjes er omheen.

Adam probeert alles te begrijpen. Hij heeft de schopjes als vaak gevoeld, mijn buik gekust, maar ook de buik weg geduwd als hij weer eens van mijn schoot af viel. Hij praat tegen de baby en bedenkt allerlei dingen die de baby nog niet kan en hij wél. De baby kan toch thuisblijven als we naar een museum gaan? Of hij kan toch op het dak zitten van de auto? Toen Adam hoorde dat de baby zelf kiest wanneer hij eruit komt zei hij: ‘Mama, de baby mag ook wel vandaag komen. Dan ga ik naar Ama en Apa’. Hij gaat immers logeren bij opa en oma als de bevalling begint. Gisteren vroeg hij: ‘Hoe ziet je buik er uit als de baby er uit is?’ ‘Wat denk jij?’ ‘Ik denk slap’. Confronterend maar heel waarschijnlijk. Vandaag vroeg ik aan Adam: ‘Waarom ben je zo druk?’ ‘Omdat ik het spannend vind dat de baby komt’. Een dikke knuffel volgde: ‘Ik ook’.

Geen idee hoe alles eruit ziet de komende tijd. Voor nu kruip ik lekker in mijn eigen bubbel. Ik maak foto’s van mijn dikke buik in de tuin omdat de straat uit lopen, de auto pakken of de fiets niet meer lukt. Maar wat geeft het, alles is dicht en wij krijgen in tegen stelling tot anderen een drukke kerst met een bijzondere lang verwachte gast. Ik blijf tellen.

PeuterKUNSTclub #thuis: ‘Oh geeft niet, we hebben nu pauze’

We rijden met de auto weg uit de coronateststraat van Amsterdam RAI. Ik ben blij dat het achter de rug is. ‘Mama wat gaan we doen vandaag?’ Vraagt Adam vanaf de achterbank. ‘Wat zou je willen doen?’ Adam denkt na. ‘Gaat het regenen?’ ‘Ja vanmiddag’, zeg ik. ‘Dan wil ik naar een museum’, besluit hij.

‘Dat kan helaas niet. We moeten wachten op de uitslag van de test’.‘Anders worden mensen ziek door het virus’, hoor ik Adam zeggen. ‘Ja klopt’. Gek idee dat een 3 jarige al precies weet hoe het werkt in deze tijd. ‘We kunnen wel ons eigen museum maken?’ Stel ik voor. Adam veert op. ‘Gaan we er dan ook weer met jouw longboard?’ Ik wrijf over mijn dikke buik. ‘Nee met het longboard vind ik een beetje spannend nu met de baby in mijn buik’, leg ik uit. ‘Dan ga ik op mijn fiets’, past Adam het plan aan.

Als we thuis zijn begint Adam vol enthousiasme. Hij trekt zijn werk-spijkerbroek en schoenen aan. ‘Ik ben een werker in het museum’, vertelt hij. We zoeken samen tussen mijn kunstspullen een aantal afbeeldingen uit. Ook twee foto’s van de honden van Adams opa en oma worden opgenomen in de tentoonstelling. Met een rol tape en een stapel schilderijen gaan we aan de slag. Ik mag alleen maar stukjes tape aangeven. Adam is druk. Een diverse verzameling kunstwerken vormt zich een eigen weg op de witte muur van Adams slaapkamer.

De tentoonstelling is af en gaat straks open. Tijd om op pad te gaan. Hij trekt zijn jas aan en zijn helm en handschoenen. Adam gaat mij voor naar de tuin om zijn fiets te pakken.

We moeten heel ver fietsen naar ons museum. Het waait en is koud. Dus zijn we er gelukkig eerder dan verwacht. Met onze museumkaarten lopen we de trap op. Ik geef mijn kaart aan Adam. PLIEP! PLIEP! ‘Hier mevrouw u mag naar binnen’, zegt hij.

We gaan, zoals altijd, voor de schilderijen op de grond zitten. ‘Ik ben de museumwerker en mag ze aanraken. Jij niet’. Ik knik en we fantaseren samen over het kunstwerk waarop een draak wordt aangevallen door een leeuw én een beer én een eenhoorn. ‘Poeh wat een hectiek! En dat allemaal tegelijk!’ ‘Mama je mag hier niet zo hard praten’ Adam neemt zijn rol als museummedewerker heel serieus. Een stuk tape wordt voor de schilderijen geplakt om afstand te houden.

Dan is het tijd om te lunchen. We maken onze broodjes en sap klaar in de keuken en nemen het in broodtrommeltjes mee naar de kantine van ons museum. Samen smikkelen we en kijken tevreden naar de muur met schilderijen. Dan gebruikt het. De tape laat los, één voor één vallen ze van de muur! ‘O, nee mama kijk!’ Ik zie het en zeg: ‘Oh geeft niet, we hebben nu pauze. Komt straks wel’.  Bij elk schilderij dat valt zegt Adam ‘Oh geeft niet, we hebben nu pauze’.

Een eigen museum op zijn tijd is heerlijk praktisch. Na de lunch geven we onze favoriet: het draak-eenhoorn-leeuw-schilderij een nieuwe plek met sterkere tape. ‘Rembrandt hangt ook nog.’ Wijst Adam. ‘Kom mama, het museum gaat dicht.’ Zorgvuldig doet hij de deur van zijn kamer dicht. De museumkaart stop hij in zijn zak. Vanavond is er gelukkig nog een avondopenstelling speciaal voor Papa.