‘Vermeer is óók voor peuters’

Geschreven op: 28/03/2023

Het borrelt, het knaagt en het vraagt om heel veel meer.

Als ik terug denk aan mijn bezoek met mijn gezin aan de tentoonstelling van hashtag#Vermeer in het hashtag#rijksmuseum word ik nog moe. Het was een intense ervaring. Ik had de tentoonstelling al gezien en stond te popelen om Vermeers ingetogen schitteringen aan mijn kinderen te laten zien. Dus deed ik een dappere poging om een kunstkijkbeleving op maat te verzorgen voor mijn zoontjes van 2 en 6 jaar. De conclusie is simpel: dat lukt niet. Dus was de frustratie na afloop groot. Ik zie het als een gemiste kans voor het Rijksmuseum maar vooral voor mijn jongste zoontje. Voor hem geen glanzend blauwe Vermeer beleving.

Want ik merkte al snel in de tentoonstelling: ik moet kiezen. Dus koos ik voor mijn oudste zoontje. Ik tilde hem op en zo konden we de schilderijen nét zien. Hij luisterde naar mijn verhalen en we gingen op pad met de memorie van Vermeer. Vol bewondering keken we naar het schilderij met druipend bloed van de slang in de laatste zaal. Daar hoorde ik: “Mamaaaa tillen” en ik zag het verhitte gezicht van mijn man en onze 2 jarige die niks begreep van Vermeer en van de memorie.

De hekjes bleken prachtig om onderdoor te kruipen, de vloer zacht om op te liggen en de drukte een uitnodiging om gek te doen. Ik zag meer ouders om mij heen worstelen met kinderen in buggy’s of tablets in de aanslag. Dus denken ouders, zoals wij, wel twee keer na voordat ze weer met het hele gezin naar zo’n unieke, bijzondere tentoonstelling zullen gaan.

Als pleister op de wond kocht ik na afloop het boekje Nijntje x Vermeer. Elke avond wil Noah het lezen en naar afbeeldingen kijken. Vermeer blijkt dus óók voor peuters. Maar helaas niet in het museum waar ik, als kunsthistoricus, vind dat de échte kunstbeleving plaats vindt.

Toen Noah na afloop van de tentoonstelling, in zijn element, de trap op klom om naar de bewegende lampen te kijken zei een suppoost: “Moet ik een buggy voor u halen?” Een vraag als deze is geen uitzondering en laat zien hoe er (vaak) op jonge kinderen in een museum gereageerd wordt. Maar ik vind dat musea én (tijdelijke) tentoonstellingen zijn juist óók voor jonge kinderen zijn. Zij zijn volwaardige museumbezoekers alleen is hun stem luid, hun beweging onvoorspelbaar en hun spanningsboog kort. Maar hun enthousiasme is oneindig! Pas als je daar naar luistert dan ben je als museum écht inclusief.

Ik heb veel ideeën over hoe je met jonge kinderen naar kunst kan kijken en kunst kan beleven. Graag kom ik in contact met gelijkgestemden. Want ik wil bijdragen aan het kunstplezier van de volgende generaties.

Mijn drijfveer in mijn werk komt voort uit de overtuiging dat jong geleerd uitgroeit tot kunst-kijk-plezier!

‘Appel, appel appel!’

Geschreven op: 16/11/2021

Daar staan we dan, vlakbij de ingang van het Rijksmuseum. De aanvangstijd van ons tijdslot kruipt langzaam voorbij. Noah houdt zijn wijsvingertje omhoog en kijkt met grote ogen voor zich uit. Hij lijkt wel een standbeeldje. “Kom we gaan naar binnen”, zeg ik.
Maar Noah, eigenwijs als hij is én bijna twee, heeft hier geen boodschap aan. ‘Zie je dat mama?’ Hoor ik hem denken. ‘Kijk! Daar staat een meneer met een glimmend ding in zijn handen. Hij maakt geluid. Mama, hóór je dat?’ Ik hoor het en til hem op. We lopen er samen langs en zwaaien. Noahs mond staat nog steeds open. Hij kijkt de muzikant over mijn schouder na.

We gaan naar binnen en worden begroet door drie suppoosten. Noah vindt het maar veel aandacht in één keer en rent voorbij. We klauteren de trappen af naar de kluisjes. Open en dicht. Sleuteltje om. Uit. Trapje op en af. Lamp is aan. Hij stopt zijn vingertje in de lampjes langs de muur. ‘Au.’ ‘Aan!’ Noahs favoriete woord. Als we alles onderzocht hebben beklimmen we de 3 trappen naar de Eregalerij. Onderweg komen we verassend veel lampjes tegen die uit en aan staan.

Boven aan de trap trekt Noah zijn handje los en rent over de mozaïekvloer. Ik besluit hem op te tillen en neem hem mee naar de Eregalerij. Nog voor ik een schilderij kan kiezen om samen heen te gaan heeft hij zich uit mijn armen gewurmd. Hij rent naar het stilleven met kazen van Floris Claesz. van Dijck uit 1615. “Appel!” Roept hij. Zijn wijsvinger op het schilderij gericht. Ik snel naar hem toe en ga samen met hem op de grond zitten.

We tellen meer appels en ook kaas en lekker druiven. Noah staat te springen en wil het proeven. Lachend stopt hij alles in zijn mond.
We drinken van onze thee, snijden taart en snoepen van een worteltje. Maar de appels op het schilderij blijven Noahs aandacht vragen. Hij laat het speelgoed liggen en gaat weer staan. Hij probeert achter het touwtje voor het schilderij te komen. Dan til ik hem op en loop met hem verder. Samen aaien we hondjes en doen eendjes na.

Maar al snel vindt Noah het genoeg geweest en loopt weer terug: naar het stilleven. “Appel! Appel!” Hij blijft het roepen. Pas als we in de entreehal samen een appeltje delen is hij stil. Een gelukzalige glimlach verschijnt op zijn gezicht. Hij houdt in zijn ene hand een appel en in zijn andere hand de ansichtkaart van het stilleven. De hele weg naar huis kijkt hij naar de kaart en voorziet deze van treffend commentaar: ‘Appel!’

Ik ben 2 en zeg museum: ‘Kukelekuuuuuuuu’

Geschreven op 06-01-2019

Ik ben 2 en zeg museum: ‘Kukelekuuuuuuuu’

We klauteren de trap op naar de tweede verdieping van het Mauritshuis in Den Haag.

‘Papaaaaa’, roept Adam.

‘Die is al boven met de lift’ zeg ik.

Boven in de zaal vinden we papa. We kijken om ons heen. Adam loopt op een schilderij af. Er zijn geen veiligheidshekjes, de streep op de grond begrijpt hij niet. Ik snel naar Adam toe en til hem op.

‘Welk schilderij wil je zien?’ vraag ik. Hij wijst opzij. ‘Boemkool’ hoor ik in mijn oor.

We gaan zitten en spelen eventjes samen voor het schilderij met al het fruit. Papa doet ook mee. Adam is onrustig en wil weer verder. We dwalen de gangen door en eten elke appel die we tegen komen.

‘Citroen… heel zuur’ zegt Adam in elke zaal. Als we bijna klaar zijn lopen we een schilderij met kippen voorbij. Adam probeert zich uit mijn armen te wurmen. ‘Kip..kip’ zegt hij opgewonden.

We blijven stil staan. Papa loopt verder. We speuren samen het schilderij af en vinden nog veel meer kippen, eitjes in een rietenmandje, pauwen en zelfs een duif!

‘Wat zit er in die andere mand?’ vraag ik.

‘Kijke..kijke…’ We buigen iets voorover. Duiven fluister ik in zijn oor.

‘Opa’, zegt hij. Ja klopt. Duiven en opa worden altijd samen genoemd.

Papa komt weer terug, we staan nog steeds voor het schilderij. We breken een eitje en roeren heel hard in de pan.

‘Adam opeten’, zegt hij en stopt het hele eitje in één keer in zijn mond.

‘Laten we gaan’, zegt papa.

Adam en ik kijken nog een keer naar het schilderij en spelen verder.

‘Wat zit er in het blauwe kommetje?’ Even is Adam stil dan worden zijn ogen groot.

‘Melk!’ gilt hij.

‘Sssst! Niet zo hard Adam’

‘Adam ook melk drinken?’, vraagt hij. Papa knikt en wenkt ons. Hij heeft gelijk. We zijn hier al lang; altijd stoppen op je hoogtepunt. Adam zegt alle dieren op het schilderijen één voor één gedag en laat zich dan weer tegen mij aan zakken. Schilderijen kijken maakt moe.

We nemen de lift terug naar beneden en snellen naar de winkel. Adam speurt de rekken af op zoek naar zijn favoriete schilderij. ‘Haan, haan’ hoor ik steeds. Helaas we zien alleen maar andere kaarten. Op de bovenverdieping heeft de winkel nog een collectie kaarten. Adam klimt het trappetje op. De dame achter de kassa houdt hem in de gaten. Maar Adam is niet geïnteresseerd in de andere spullen en loopt naar het kaartenrekje toe. Hij draait hard aan en rek, dan stopt hij abrupt. ‘HAAN!’ Ik hurk naast hem neer en herken het schilderij.

PeuterKUNSTclub: ‘Ik wil Rembrandt zien!’

Maandag 23 september was de aftrap van de PeuterKUNSTclub in het Rijksmuseum. Enthousiast liepen Adam en Zola hand in hand met mij mee door de eregalerij.

Grote hoeden en laarzen kijken, het apparaat met zwaailicht voor de Nachtwacht. ‘We kunnen hem niet zien hé?’, zegt Adam. De kleintjes krijgen trek na al het kijken. We gaan zitten voor het schilderij Festoen van vruchten en bloemen van Jan Davidsz. de Heem. Wat is hier veel lekkers op te zien! Zola gaat op haar tenen staan en pakt een trosje druiven. Een voor een plukken ze er een druifje af. Ook een bekertje water erbij, uit de rivier met eendjes in het schilderij ernaast, voor de dorst.

Daarna lopen ze samen naar Het vrolijke huisgezin van Jan Steen waar ze heel behendig een stukje brood afsnijden. Het hondje begroet hen blaffend, heel voorzichtig aait Adam het hondje. Zola durft niet en kijkt op veilige afstand toe.

‘Willen jullie naar de winkel of het portret van Rembrandt zien?’, vraag ik. Adam roept meteen ‘Rembrandt zien!’ Hij trekt Zola mee aan de hand en loopt voor ons uit naar de zaal waar we vorige keer geweest zijn. ‘O, nee de tentoonstelling is afgelopen. We kunnen er vandaag niet naar toe’, zeg ik.

‘Waarom? Waar is Rembrandt in het donker?’, vraagt hij. Ik probeer het uit te leggen en leid de aandacht af door samen eventjes te kijken bij het beeld van Shiva Nataraja. Ze kijken allebei naar het beeld.

‘Hoeveel armen zien jullie?’ We tellen samen. Dat is gek. Het zijn er drie! Maar ook met twee armen kunnen we net zulke zwierige bewegingen maken als Shiva. En ook springen! Joepie.

Ze kiezen ieder een kaart uit in de museumwinkel en schrijven samen met mij op wat ze allemaal gezien hebben. Rembrandt, apparaat en fruit eten schrijven we op. Het is het tijd om naar de tuin te gaan. Lekker stukjes komkommer eten. Adam en Zola kletsen na en kijken naar de fontein. Ook renen rennen ze samen op en neer, want dat mag niet in het museum. Ren je mee?

Kunstverhaal: “Pas op, Cupido slaapt!”

“Nee liefste verlaat mij niet! Blijf bij mij. Ik kan niet leven zonder jou!”, smeekt ze. Haar armen stevig om hem heen geslagen. Haar blik is vol verlangen. De wereld om haar heen lijkt stil te staan. De gedachte dat hij weg gaat voor de jacht doet haar maag omkeren.

Schilderijen zitten vol verhalen. Sommige zijn verborgen voor ons terwijl anderen voor het oprapen liggen. Tenminste als je het verhaal kent. Verhalen uit de bijbel bijvoorbeeld. Een man met lange haren en een lap om zijn middel hangend aan het kruis zullen velen wel herkennen. Maar hoe zit het met deze mooie jonge vrouw, naakt met haar blonde haren schitterend in de zon. Wie is zij? Waarom klampt ze zich aan hem vast?

Venus en Adonis door Titian in ca. 1554, Museo del Prado in Madrid.

Titiaan behoort tot een van de grootheden uit de Italiaanse renaissance in de 16de eeuw. In deze tijd dienden verhalen uit de klassieke oudheid als een grote inspiratiebron voor schilders  Titiaan was in Venetië actief en werd beschouwd als de meester van kleur. De stofuitdrukking en de kleuren zijn zo levensecht dat het haast lijkt alsof we naar een foto kijken. 

“Rustig maar, ik kom terug dat beloof ik”, probeert hij haar gerust te stellen. Nog even drukt hij haar dicht tegen zich aan, daarna maakt hij zich los uit haar armen en keert haar de rug toe. De honden rennen achter elkaar aan en blaffen enthousiast. Hij deelt deze vreugde niet en slikt zijn tranen weg.

De vrouw die hij achterlaat is Venus, de godin van de liefde. Zij is verliefd geworden op hem, Adonis. Hij kon de charme van Venus niet weerstaan. Een haast onmogelijke liefde van een sterveling en een godin. Zal dat goed gaan?

Ze kijkt hem na tot hij uit het zicht verdwenen is, maakt met haar hand een kus gebaar en draait zich om. Het jongetje met vleugeltjes en een pijl en boog in de boom , ontgaat het allemaal. Venus geeft hem geïrriteerd een duw. “Wordt wakker! We gaan!” Cupido opent zijn ogen en gaapt uitgebreid. Heel langzaam komt hij overeind en volgt zijn moeder.

Op dit moment weet Venus het nog niet, maar ze zal Adonis nooit meer terug zien. Hij wordt gedood tijdens de jacht door een wild zwijn. Misschien begrijp je, nu je het verhaal kent, waarom Cupido door Titiaan slapend is afgebeeld. Cupido zal nooit zijn liefdespijlen afvuren als het een onmogelijk liefde is.

“Woow maar dat is echt klein!”

We stappen een grote kamer binnen vol met potten en pannen. Het is de keuken van Rembrandt.

“Juf, waarom staat er een bed in de keuken?”, vraagt een leerling aan mij terwijl ze naar de houten bedstede wijst.

“Waarom denk je?”, kaats ik de vraag terug. “Omdat je dan makkelijk kon gaan koken?”, geeft dezelfde leerling antwoord. Ik knik.

“Wie zou er in de keuken slapen?” De leerling haalt zijn schouders op. “De dienstmeid!”, roept een van haar klasgenootjes.

“Juist! Maar dan een andere vraag. Waarom was het bed zo klein?”

Even valt er een stilte daarna beginnen een aantal leerlingen met elkaar te overleggen. Ze besluiten dat één iemand het woord voert namens de groep. “Omdat dat in ruimte scheelde”, luidt het antwoord.

“Dat niet alleen, mensen sliepen ook anders. Weet iemand hoe?” Als het stil blijft leg ik uit dat mensen niet liggend sliepen maar zittend. Met een groot kussen in de rug. De mensen waren bang dat je bloed naar je hoofd zou stijgen en je dood zou gaan.

De kinderen kijken verschrikt mijn kant op. “Maar dat klopt toch niet? Ik lig altijd als ik slaap”, klinkt het geschokt naast mij. Ik stel hem gerust dat het inderdaad een fabel is.

“Er is nog een reden dat het bed zo klein is, wie weet het?” In tegenstelling tot de vorige vraag gaan er nu direct een aantal vingers de lucht in. “Omdat de mensen klein waren in die tijd”, verklaart een jongen naast mij.

Ik knik goedkeurend mijn hoofd en voeg er aan toe: “We weten dat Rembrandt net zo groot was als ik.” “Woow maar dat is echt klein!”, bevestigt dezelfde jongen terwijl hij grote ogen opzet.

De rest van de groep schiet in de lach.

Kunstverhaal: “Het niet weten verbindt ons”

Glitters. Glinsters. Bling. Kleine diamantjes, heel veel bij elkaar. Samen veilig. Samen één. Het herinnert mij aan de dood. Aan de vergankelijkheid van ons leven.

We leven één keer. Leef je leven, hoor ik dan. Wat is dat? Hoe doe je dat? Geniet van de kleine dingen. Je kan morgen onder een bus komen. Dus leef in het moment. Vergelijk jezelf met jezelf. Lijfspreuken en mantra’s als houvast.

Ik blijf kijken. Ik zie nog iets. Een sprankeling. Hoop. Diamanten als een zonnetje bij elkaar. Verheerlijking van het leven. Omarming van de dood. Is het ons einde of ons begin?

Het niet weten verbindt ons. Schitter en ontdek. Niet weten is ook weten.

Dagboek: ‘Mama doe niet druk’

Al de hele ochtend hield het mij bezig. Verwarming open en dicht. Monteur instrueren, afwachten en weer als dicht draaien. Nee het lag toch écht aan de leverancier. Stadsverwarming tja dat wisten ze niet precies.

Een irritant wachtmuziekje volgde en geduld. Ik zou terug gebeld worden. Vandaag als het mee zat. Adam verdroeg mijn onrust en wachtte braaf tot ik klaar was met bellen. Maar zijn bereidheid nam af bij de volgende twee telefoontjes. Steeds iets harder vroeg hij mij aandacht.

De tijd tikte door. We moesten voor half drie naar zijn school toe. Dan kon de juf ‘op afstand’ ons zijn kerstlichtje overhandigen. Anders zou de kersttafel onversierd blijven dit jaar. Er ging al genoeg niet door dus dat was geen optie.

Ik werd terug gebeld, er kon iemand langskomen tussen 1300 en 1500 uur. Onrustig wachtend zaten we de tijd uit. De monteur kwam om 1330 en het bleek niet aan de leverancier te liggen. Nee het was écht de binnen verwarming dus de overige monteur had zijn werk niet goed gedaan.

Korte samenvatting ons huis was nog steeds niet warm. Ik belde weer en wachtte. Ja, ze waren druk en mijn aanvraag werd doorgezet naar het desbetreffende filiaal. Vandaag hoorde ik iets.

Chagrijnig tuigde ik mezelf en Adam, die geen haast wilde maken, in de auto. ‘We moeten nu je gaan anders zijn we te laat voor je stomme potje!’ Riep ik. Hij huilde en keek mij zielig aan. ‘Sorry dat was niet aardig van mij om te zeggen’. ‘Nee’, viel Adam bij.

‘Ik ben geïrriteerd want de verwarming doet het nog steeds niet en ik ben er al de hele dag mee bezig’, legde ik hem uit. ‘Stop mama, niet druk doen’, zei Adam. ‘Je hebt gelijk’. Even was het stil. ‘Mama je doet weer druk. Dat helpt niet’, legde Adam uit. ‘Je hebt gelijk. Wil jij mij helpen?’ Vroeg ik. ‘Eerst je niet druk maken’, zei hij serieus. ‘Oké’. ‘Die zijn dicht. Alles is dicht’. Ik hoorde hoe dramatisch ik deed. Adam had er geen boodschap aan. ‘Dan wachten we tot ze weer open gaan’. ‘Maar…’ ‘Ze gaan vanzelf weer open Mama’. Hij klonk overtuigd.

‘Wie heeft je geleerd om zo te denken?’ Vroeg ik. ‘Ik heb het mijzelf geleerd’. Als we geparkeerd hebben word ik gebeld. Ze sturen vrijdag een monteur die verstand heeft van stadsverwarming. ‘Een koude kerst is niks mevrouw’, zegt de medewerker van de klantenservice.

Adam holt naar school en komt terug met zijn kerstlichtje. Zo krijgen we toch nog onze feestelijke zelftesten als voorgerecht, onder voorbehoud, en met-veel-eten kerst.

Kunstverhaal: ‘Als hij kon vloog hij het museum uit’

Ik daag mezelf uit: schrijf  en creëer iets nieuws uit iets ouds. Elke week opnieuw. Als ik een museum bezoek koop ik altijd een kunstkaart. Ik bewaar ze en heb er veel. Maar ik doe er niks mee. Nu krijgt elke kaart een eigen verhaal.

Zittende Amor, marmer, 1757, Etienne-Maurice Falconet, Rijksmuseum Amsterdam

‘Ssst sst, zachtjes’, hoor ik. Even blijf ik staan en kijk om mij heen. Waar komt het geluid vandaan? Ik zie niemand. Voorzichtig loop ik door. Dan hoor ik het weer. Ik kom langzaam dichterbij. ‘Waar ben je?’ Vraag ik.

‘Hier’, klinkt het uit de hoek van de zaal. Heel zachtjes loop ik in de richting van de stem. In het uiterste hoekje, half verscholen onder de tafel, zie ik iets. Ik kom steeds dichterbij. Hij maakt zich klein en klemt zijn knieën tegen zijn borst. ‘Niet bang zijn, ik doe niks’, stel ik hem gerust. Hij blijft op zijn plek. Ik kniel neer en kruip onder de tafel. Stapje voor stapje dichterbij. Hij kijkt mij aan met zijn kleine bruine oogjes, zijn haren zitten verwart. Hij probeert te bewegen, maar het lukt niet.

‘Wat is er aan de hand?’ vraag ik. Hij zegt niks. Dan zie ik het! Zijn vleugel zit vast. Ik zie rode druppels glinsteren in het licht. Behendig haal ik een papieren zakdoekje uit mijn tas en schuif nog iets dichterbij. Zijn vleugels trillen. Zou hij pijn hebben? Heel voorzichtig dep ik met het zakdoekje het bloed op zijn vleugel. Hij slaagt een kreet maar verroert zich niet. Zijn vleugel zit nog steeds vast. Ik kruip onder de tafel uit en probeer met al mijn kracht een hoekje van de tafel op te tillen. Nog ietsje hoger. Hij beweegt. Los. Hij lacht verlegen en kruipt ook onder de tafel vandaan. We staan naast elkaar. Hij is klein. Schattig. Naakt. Ik niet. In zijn tijd was dat zo. In mijn tijd niet. Hij probeert of zijn vleugels nog werken. Een klein stukje komt hij boven de grond uit. Zijn voetjes trappen en zijn lach wordt groter. Hij zwaait en vliegt nog iets hoger. De ramen van de zaal zijn dicht. Een klein rondje volgt, vlak langs een ander schilderij. Een diepe snelle duik onder de tafel door. Zijn pijlenkoker hangt hij aan zijn sokkel op. De sokkel is leeg. Hij kijkt ondeugend. Hij heeft geen zin. Al die pijlen voor al die mensen die zijn hulp nodig hebben. Hij is nog maar een jongetje. Nog een keer duikt hij onder de tafel door. Een paar druppels bloed vallen op de grond. Dan hoor ik door de luidspreker dat het museum gaat sluiten. Het jongetje dwaalt neer op zijn sokkel met zijn beentjes over elkaar.

‘Ssst, aan niemand vertellen he?’ Ik knik en zwaai. Als ik omkijk zit hij weer stil, zoals altijd.

Dagboek: ‘Eh uh, nog een keer!’

Proberen, fouten maken, leren en nog een keer. Ik vind dat soms moeilijk. Noah niet. Hij geniet er juist van.

Hij is bijna 1 jaar en hij wil staan; alleen kan het nog niet. Elke keer probeert hij het weer. Eerst op zijn knietjes, zijn handjes stevig om de speilen van de box geklemd.

‘Eh uh!’ Roept hij. Ik help hem op zijn voetjes. Hij lacht en is tevreden. Als ik zijn handjes wil loslaten grijpt hij mij steviger vast. Zitten wil hij niet. Staan…. staan! Zijn beentjes krom en op zijn teentjes. Hij wiebelt. Hij valt om en schrikt. Een korte knuffel volgt. Dan wurmt hij zich weer uit mijn armen en begint opnieuw.

Knietjes, voetjes en staan. Het lijkt net een video die op repeat staat. Noah glundert als hij zijn voetjes plat zet en één handje lostrekt. Dan laat hij zich op zijn billen vallen en zet het op een kruipen. De deur: heen en weer. De kast: open en dicht. Onder de tafel liggen nog kruimels. Hij ziet een lego-creatie van zijn grote broer. Noah hijgt en versnelt zijn kruiptempo. Ik ben net op tijd. Met een onschuldige lach kijkt hij omhoog naar mij. ‘Eh uh!’ roept hij weer.

Ik pak zijn handjes en behendig trekt hij zichzelf om hoog. Tijd voor weer even oefenen.

Mijn kleine Noah wijst mij de weg. Proberen – fout maken – leren én nog een keer!