PeuterKUNSTclub: ‘Mama, wat doet hij?’

‘Komt de bus nu?’ Hij doet een peuter stap naar voren en buigt door zijn knietjes. ‘Nog even wachten,’ zeg ik. ‘En nu?’ ‘Bijna..’ ‘We gaan ook met de metro, toch?’ vraagt hij. ‘Ja.’ ‘En ook met de boot. En broodjes eten op het station?’ Bij elke vraag kijkt hij mij aan en knik ik braaf. De opsomming herhaalt zich tot we voor de deur van het Eye Filmmuseum staan.

We proppen al onze spullen in een kluisje. Maar ‘zelf’ de code intoetsen en vergrendelen blijkt een vaardigheid op zich. Met de toegangskaart voor de tentoooooonstelling klauteren we de trap op.

Als we de zaal binnen stappen worden we verwelkomd door een heleboel grote schermen met filmpjes. Even staan we stil, maar hij gaat meteen op onderzoek uit.

‘Wat doet hij?’, vraagt Adam. Hij houdt stil voor een groot scherm met water. Hij staat en kijkt. Ik kan iets leren van zijn onvolwaardige aandacht, één scherm, één verhaal. Hij lijkt haast gehypnotiseerd.

Francis Alÿs, Children’s Games in Eye Filmmuseum

‘Wat doen ze?’ ‘Is dat de zee?’ ‘Waarom is het afgelopen?’ Een storm aan vragen. Hij wil achter mij aanlopen maar de film begint opnieuw. Hij houdt stil, draait een stoel om en gaat zitten.
‘Waarom gooien ze?’ ‘Worden ze nat?’ Hij blijft kijken. Heel lang.

Ik vraag: ‘Ga je mee ergens anders kijken?’ ‘Nee.’ ‘Ik kom zo terug,’ zeg ik. Hij knikt en verroerd zich niet. Ik wandel rustig door de tentoonstelling en loop daarna weer terug. Hij zit nog exact op dezelfde plek. Ik aai over zijn hoofd. ‘We gaan naar huis, ga je mee?’
Hij blijft zitten. ‘Wat zegt die? Hoe kijkt hij?’

Rustig wandel ik naar de deur en wenk hem. Adam werpt nog een blik op het scherm, zwaait en rent naar mij toe. We gaan met de boot, eten een broodje, nemen de metro en missen de bus.
‘Waarom?’ We lopen in peutertempo terug naar huis.

Tijdens het avondeten vraagt hij: ‘Waarom gooiden de jongens steentjes?’
‘Omdat ze dat leuk vonden.’
‘Maar waarom?’
‘Weet ik niet.’ Adam fronst zijn hoofd en concentreert zich weer op zijn avondeten.

PeuterKUNSTclub: ‘Ik ben 2 en zeg museum: ‘Jammm jammm…’ smakt hij.

‘Kijk Adam, daar is het museum’, roep ik. Adam kijkt op in de richting van mijn uitgestoken vinger. Ik stil til hem uit zijn fietsstoeltje en zet hem op de grond. ‘Mama optillen’ Adams meest geliefde uitspraak. ‘Nee joh! Adam is een grote jongen. Geef Mama maar een handje’, zeg ik. Hij grijpt mijn hand. Samen lopen we heel zachtjes langzaam richting het museum. Het is druk. Om de paar meter blijft hij staan en neemt de omgeving in zich op.

We gaan de draaideur door en lopen de trap af. Stapje voor stapje. Hij knijpt in mijn hand. Als we het Rijksmuseum binnenkomen blijft hij staan. ‘Optillen’ , hoor ik. ‘Kom we gaan onze jas opbergen en dan naar het schilderij’, zeg ik. Adam volgt mij en probeert al lopend zijn jas uit toen. De sleuteltjes in de kluisjes worden gedraaid en deurtjes dicht gegooid. Adam rent er op af en doet de andere bezoekers na.

‘Goed zo Adam, je hebt een kluisje gevonden’ Ik kurk hurk neer bij Adam en prop onze spullen in het kluisje. We gaan verder richting de trap. Vandaag staan twee schilderijen van de Eregalerij op het programma.

‘1,2…3’, tellen we samen alle treden. Het is een enorme klim voor een mannetje van 2. Boven moeten we even bijkomen en wandelen rond. Op de vloer, van mozaïek, zien we dieren. ‘Paard….krokodil’, roept Adam bij alle dieren die hij tegen komt. We lopen een rondje, stappen en stampen op de dieren. ‘Dat is geen krokodil maar een duif net als bij opa.’ Samen duwen we de glazen deur op en lopen de grote museumzaal binnen. Adam knijpt harder in mijn hand. Ik zie dat hij omhoog om zich heen kijkt.

Voor het schilderij ‘Het vrolijke huisgezin’ van Jan Steen gaan we zitten. We blaffen net als het hondje en spelen een zoekspelletje met de lepels, pannen en de mixer. Die laatst kan, denk ik, alleen Adam zien. In gedeelte van de zaal zien we een schilderij met een stilleven van fruit en exotische bloemen. Adam kijkt ernaar en roept ‘Appel!’.

Festoen van vruchten en bloemen, Jan Davidsz. de Heem, 1660 – 1670, Rijksmuseum in Amsterdam

‘Adam wil je een appel?’ Hij knikt. Ik rijk omhoog. Oef, poeh. Het lukt net. Ik houd een denkbeeldige appel voor zijn neus. ‘Pak jij de appelboor’ Adams favoriete keukenattribuut. Hij speelt met mij mee en graait in mijn tas. Een appelboor komt tevoorschijn. Grrmmmm. Adam draai behendig in mijn handen. Jammm jammm smakt hij. ‘Drinken’ We halen water uit de rivier van het schilderij naast ons. Smullen ook van de druiven, pellen de manerijn mandarijn. Adam weigert een hapje van een pruim. Heel behendig verdeeld hij de meloen in stukjes Hij morst water en veegt het schoon. Ik kietel hem en fluister; ‘wat een vol buikje.’ Zijn schaterlach klinkt door de zaal. ‘Adam lopen’, besluit hij en gaat staan. We lopen rustig verder.

Even stoppen we voor een schilderij met een grote boze zwaan maar Adam is niet geïnteresseerd en trekt mij mee. ‘Nog meer fruit’ Hij gaat weer op de grond zitten. ‘Mama, appel!’

Kunstverhaal: ‘Poeh wat overdreven’

Hupsakee. Onderste te boven. De zon verstopt zich. Glimmend en warm. Zachte veertjes. Bonte kleuren. Allen dwarrelend om elkaar heen. De koude balustrade dient als pitstop. Verkoelend voor als de zon terugkeert.

Vogels bij een balustrade met in de achtergrond het Stadhuis / Melchior d’ Hondecoeter (1636-1695)

Fluitend. Geklets en geroddel. ‘Hebben jullie het al gezien?’ Een salto volgt. ‘Wat?’ Verveelt kijkt ze om zich heen.

‘Kijk daar!’, roept hij, weer een salto. Ze draait haar kop en kijkt. Het nieuwe stadhuis doemt in de verte voor haar op. Zo groot, zo sjiek. Iedereen moet het kunnen zien. Van ver af ook!

Ze zucht en draait haar hoofd weer terug. Naast haar is een andere pauw recht op gaan staan. Hij schud zijn veren. ‘Poeh ook al zo overdreven’

‘Je wordt wel moe van kunst kijken hè?’

Adam en Zola zijn voor de allereerste keer in het Rijksmuseum. Hun kinderwagens staan naast elkaar, ze wisselen een blik uit. Zola moet lachen, Adam kijkt met grote ogen om zich heen. Dan dwalen we (de moeders) ieder op eigen tempo door de tentoonstelling.

Adam en Zola

Mijn aandacht wordt getrokken door een gedetailleerde tekening van drie stokstaartjes. Adam spuugt zijn speen uit. Hij begint vrolijk met zijn beentjes te trappelen en geluidjes te maken.
“Aaaaah”, Klinkt het hoog en zachtjes door de zaal. Verderop zie ik Zola nieuwsgierig om zich heen kijken. “Aaah ah” Gevolgd door een grote glimlach.
Ik kijk naar Adam, hij hoort het ook. “Aaaaaah” Zijn volume neemt toe. Weer reageert Zola, haar wangetjes worden roder. Terwijl ik luister naar de vrolijke geluidjes probeer ik mij in te beelden wat ze zouden zeggen.

“En wat vind je?”
“Heel mooi, heb je dat skelet al gezien?”, wilt Zola weten.
“Dat vind ik eng”
“Oh… je bent ook nog klein”
“Helemaal niet…ik ben al vier maanden, drie weken en één dag oud”, schept Adam op. Zola lacht en begint met haar speen te spelen. “Ik ben over twee weken precies 10 maanden oud” Adam draait zijn hoofd weg, daar kan hij niet tegen op.
Even blijft het stil.
Zola gaapt. “Je wordt wel moe van kunst kijken, hè?” Maar Adam reageert niet meer, hij is met mond open in slaap gevallen.

‘Gaan we morgen weer mama?’

Vandaag ben ik voor het eerst weer naar een museum geweest. Maar dit keer als moeder. Is dat anders, zou je misschien denken? Nou geloof mij, zeker wel!

Mijn zoon is 3,5 maand oud. Ik voelde een mix van enthousiasme en spanning terwijl ik hem klaar maakte voor zijn eerste museumbezoek. Met een volle luiertas, om ramp scenario’s te voorkomen, ging ik op pad.

Eenmaal onderweg werd het moeilijker, want naar welk museum moest ik gaan? Een kinderwagen bleek een lastige accessoire voor een bezoek aan een museum: alle musea in grachtenhuizen vielen al af. Omdat bereikbaarheid nu ook een belangrijke rol speelt besloot ik naar een van de drie grote musea te gaan op het museumplein.

De rijen bij het Rijks- en het van Goghmuseum waren zolang dat we vermoedelijk pas met mijn zoons volgende voedingstijd binnen zouden zijn. De keuze werd dus voor mij gemaakt: het Stedelijk Museum. Bij binnenkomst ontdekte ik dat er meer mensen hetzelfde idee plan hadden opgevat. ´Het is voorjaarsvakantie´ schiet het door mijn hoofd. Gelukkig ging de rij snel. Daarna werd ik begeleid naar de tentoonstelling via een kruipdoor- sluipdoor weggetje. Heel sjiek die persoonlijke begeleiding!

Kunst kijken en een kind wiegen bleek een verrassend ontspannende combinatie te zijn. Mijn zoon heeft zich voorbeeldig gedragen. Gelukkig maar, stel je voor dat hij keihard ging huilen…? Aan het eind van mijn bezoek werd ik weer, even sjiek, naar buiten begeleid.

De kinderwagen begon licht te schudden. Hij werd wakker. Met een grote lach op zijn gezichtje keek hij mij aan. ‘Gaan we morgen weer mama?’