‘Vermeer is óók voor peuters’

Geschreven op: 28/03/2023

Het borrelt, het knaagt en het vraagt om heel veel meer.

Als ik terug denk aan mijn bezoek met mijn gezin aan de tentoonstelling van hashtag#Vermeer in het hashtag#rijksmuseum word ik nog moe. Het was een intense ervaring. Ik had de tentoonstelling al gezien en stond te popelen om Vermeers ingetogen schitteringen aan mijn kinderen te laten zien. Dus deed ik een dappere poging om een kunstkijkbeleving op maat te verzorgen voor mijn zoontjes van 2 en 6 jaar. De conclusie is simpel: dat lukt niet. Dus was de frustratie na afloop groot. Ik zie het als een gemiste kans voor het Rijksmuseum maar vooral voor mijn jongste zoontje. Voor hem geen glanzend blauwe Vermeer beleving.

Want ik merkte al snel in de tentoonstelling: ik moet kiezen. Dus koos ik voor mijn oudste zoontje. Ik tilde hem op en zo konden we de schilderijen nét zien. Hij luisterde naar mijn verhalen en we gingen op pad met de memorie van Vermeer. Vol bewondering keken we naar het schilderij met druipend bloed van de slang in de laatste zaal. Daar hoorde ik: “Mamaaaa tillen” en ik zag het verhitte gezicht van mijn man en onze 2 jarige die niks begreep van Vermeer en van de memorie.

De hekjes bleken prachtig om onderdoor te kruipen, de vloer zacht om op te liggen en de drukte een uitnodiging om gek te doen. Ik zag meer ouders om mij heen worstelen met kinderen in buggy’s of tablets in de aanslag. Dus denken ouders, zoals wij, wel twee keer na voordat ze weer met het hele gezin naar zo’n unieke, bijzondere tentoonstelling zullen gaan.

Als pleister op de wond kocht ik na afloop het boekje Nijntje x Vermeer. Elke avond wil Noah het lezen en naar afbeeldingen kijken. Vermeer blijkt dus óók voor peuters. Maar helaas niet in het museum waar ik, als kunsthistoricus, vind dat de échte kunstbeleving plaats vindt.

Toen Noah na afloop van de tentoonstelling, in zijn element, de trap op klom om naar de bewegende lampen te kijken zei een suppoost: “Moet ik een buggy voor u halen?” Een vraag als deze is geen uitzondering en laat zien hoe er (vaak) op jonge kinderen in een museum gereageerd wordt. Maar ik vind dat musea én (tijdelijke) tentoonstellingen zijn juist óók voor jonge kinderen zijn. Zij zijn volwaardige museumbezoekers alleen is hun stem luid, hun beweging onvoorspelbaar en hun spanningsboog kort. Maar hun enthousiasme is oneindig! Pas als je daar naar luistert dan ben je als museum écht inclusief.

Ik heb veel ideeën over hoe je met jonge kinderen naar kunst kan kijken en kunst kan beleven. Graag kom ik in contact met gelijkgestemden. Want ik wil bijdragen aan het kunstplezier van de volgende generaties.

Mijn drijfveer in mijn werk komt voort uit de overtuiging dat jong geleerd uitgroeit tot kunst-kijk-plezier!

‘Appel, appel appel!’

Geschreven op: 16/11/2021

Daar staan we dan, vlakbij de ingang van het Rijksmuseum. De aanvangstijd van ons tijdslot kruipt langzaam voorbij. Noah houdt zijn wijsvingertje omhoog en kijkt met grote ogen voor zich uit. Hij lijkt wel een standbeeldje. “Kom we gaan naar binnen”, zeg ik.
Maar Noah, eigenwijs als hij is én bijna twee, heeft hier geen boodschap aan. ‘Zie je dat mama?’ Hoor ik hem denken. ‘Kijk! Daar staat een meneer met een glimmend ding in zijn handen. Hij maakt geluid. Mama, hóór je dat?’ Ik hoor het en til hem op. We lopen er samen langs en zwaaien. Noahs mond staat nog steeds open. Hij kijkt de muzikant over mijn schouder na.

We gaan naar binnen en worden begroet door drie suppoosten. Noah vindt het maar veel aandacht in één keer en rent voorbij. We klauteren de trappen af naar de kluisjes. Open en dicht. Sleuteltje om. Uit. Trapje op en af. Lamp is aan. Hij stopt zijn vingertje in de lampjes langs de muur. ‘Au.’ ‘Aan!’ Noahs favoriete woord. Als we alles onderzocht hebben beklimmen we de 3 trappen naar de Eregalerij. Onderweg komen we verassend veel lampjes tegen die uit en aan staan.

Boven aan de trap trekt Noah zijn handje los en rent over de mozaïekvloer. Ik besluit hem op te tillen en neem hem mee naar de Eregalerij. Nog voor ik een schilderij kan kiezen om samen heen te gaan heeft hij zich uit mijn armen gewurmd. Hij rent naar het stilleven met kazen van Floris Claesz. van Dijck uit 1615. “Appel!” Roept hij. Zijn wijsvinger op het schilderij gericht. Ik snel naar hem toe en ga samen met hem op de grond zitten.

We tellen meer appels en ook kaas en lekker druiven. Noah staat te springen en wil het proeven. Lachend stopt hij alles in zijn mond.
We drinken van onze thee, snijden taart en snoepen van een worteltje. Maar de appels op het schilderij blijven Noahs aandacht vragen. Hij laat het speelgoed liggen en gaat weer staan. Hij probeert achter het touwtje voor het schilderij te komen. Dan til ik hem op en loop met hem verder. Samen aaien we hondjes en doen eendjes na.

Maar al snel vindt Noah het genoeg geweest en loopt weer terug: naar het stilleven. “Appel! Appel!” Hij blijft het roepen. Pas als we in de entreehal samen een appeltje delen is hij stil. Een gelukzalige glimlach verschijnt op zijn gezicht. Hij houdt in zijn ene hand een appel en in zijn andere hand de ansichtkaart van het stilleven. De hele weg naar huis kijkt hij naar de kaart en voorziet deze van treffend commentaar: ‘Appel!’

Ik ben 2 en zeg museum: ‘Kukelekuuuuuuuu’

Geschreven op 06-01-2019

Ik ben 2 en zeg museum: ‘Kukelekuuuuuuuu’

We klauteren de trap op naar de tweede verdieping van het Mauritshuis in Den Haag.

‘Papaaaaa’, roept Adam.

‘Die is al boven met de lift’ zeg ik.

Boven in de zaal vinden we papa. We kijken om ons heen. Adam loopt op een schilderij af. Er zijn geen veiligheidshekjes, de streep op de grond begrijpt hij niet. Ik snel naar Adam toe en til hem op.

‘Welk schilderij wil je zien?’ vraag ik. Hij wijst opzij. ‘Boemkool’ hoor ik in mijn oor.

We gaan zitten en spelen eventjes samen voor het schilderij met al het fruit. Papa doet ook mee. Adam is onrustig en wil weer verder. We dwalen de gangen door en eten elke appel die we tegen komen.

‘Citroen… heel zuur’ zegt Adam in elke zaal. Als we bijna klaar zijn lopen we een schilderij met kippen voorbij. Adam probeert zich uit mijn armen te wurmen. ‘Kip..kip’ zegt hij opgewonden.

We blijven stil staan. Papa loopt verder. We speuren samen het schilderij af en vinden nog veel meer kippen, eitjes in een rietenmandje, pauwen en zelfs een duif!

‘Wat zit er in die andere mand?’ vraag ik.

‘Kijke..kijke…’ We buigen iets voorover. Duiven fluister ik in zijn oor.

‘Opa’, zegt hij. Ja klopt. Duiven en opa worden altijd samen genoemd.

Papa komt weer terug, we staan nog steeds voor het schilderij. We breken een eitje en roeren heel hard in de pan.

‘Adam opeten’, zegt hij en stopt het hele eitje in één keer in zijn mond.

‘Laten we gaan’, zegt papa.

Adam en ik kijken nog een keer naar het schilderij en spelen verder.

‘Wat zit er in het blauwe kommetje?’ Even is Adam stil dan worden zijn ogen groot.

‘Melk!’ gilt hij.

‘Sssst! Niet zo hard Adam’

‘Adam ook melk drinken?’, vraagt hij. Papa knikt en wenkt ons. Hij heeft gelijk. We zijn hier al lang; altijd stoppen op je hoogtepunt. Adam zegt alle dieren op het schilderijen één voor één gedag en laat zich dan weer tegen mij aan zakken. Schilderijen kijken maakt moe.

We nemen de lift terug naar beneden en snellen naar de winkel. Adam speurt de rekken af op zoek naar zijn favoriete schilderij. ‘Haan, haan’ hoor ik steeds. Helaas we zien alleen maar andere kaarten. Op de bovenverdieping heeft de winkel nog een collectie kaarten. Adam klimt het trappetje op. De dame achter de kassa houdt hem in de gaten. Maar Adam is niet geïnteresseerd in de andere spullen en loopt naar het kaartenrekje toe. Hij draait hard aan en rek, dan stopt hij abrupt. ‘HAAN!’ Ik hurk naast hem neer en herken het schilderij.

PeuterKUNSTclub: ‘Ik wil Rembrandt zien!’

Maandag 23 september was de aftrap van de PeuterKUNSTclub in het Rijksmuseum. Enthousiast liepen Adam en Zola hand in hand met mij mee door de eregalerij.

Grote hoeden en laarzen kijken, het apparaat met zwaailicht voor de Nachtwacht. ‘We kunnen hem niet zien hé?’, zegt Adam. De kleintjes krijgen trek na al het kijken. We gaan zitten voor het schilderij Festoen van vruchten en bloemen van Jan Davidsz. de Heem. Wat is hier veel lekkers op te zien! Zola gaat op haar tenen staan en pakt een trosje druiven. Een voor een plukken ze er een druifje af. Ook een bekertje water erbij, uit de rivier met eendjes in het schilderij ernaast, voor de dorst.

Daarna lopen ze samen naar Het vrolijke huisgezin van Jan Steen waar ze heel behendig een stukje brood afsnijden. Het hondje begroet hen blaffend, heel voorzichtig aait Adam het hondje. Zola durft niet en kijkt op veilige afstand toe.

‘Willen jullie naar de winkel of het portret van Rembrandt zien?’, vraag ik. Adam roept meteen ‘Rembrandt zien!’ Hij trekt Zola mee aan de hand en loopt voor ons uit naar de zaal waar we vorige keer geweest zijn. ‘O, nee de tentoonstelling is afgelopen. We kunnen er vandaag niet naar toe’, zeg ik.

‘Waarom? Waar is Rembrandt in het donker?’, vraagt hij. Ik probeer het uit te leggen en leid de aandacht af door samen eventjes te kijken bij het beeld van Shiva Nataraja. Ze kijken allebei naar het beeld.

‘Hoeveel armen zien jullie?’ We tellen samen. Dat is gek. Het zijn er drie! Maar ook met twee armen kunnen we net zulke zwierige bewegingen maken als Shiva. En ook springen! Joepie.

Ze kiezen ieder een kaart uit in de museumwinkel en schrijven samen met mij op wat ze allemaal gezien hebben. Rembrandt, apparaat en fruit eten schrijven we op. Het is het tijd om naar de tuin te gaan. Lekker stukjes komkommer eten. Adam en Zola kletsen na en kijken naar de fontein. Ook renen rennen ze samen op en neer, want dat mag niet in het museum. Ren je mee?

“Woow maar dat is echt klein!”

We stappen een grote kamer binnen vol met potten en pannen. Het is de keuken van Rembrandt.

“Juf, waarom staat er een bed in de keuken?”, vraagt een leerling aan mij terwijl ze naar de houten bedstede wijst.

“Waarom denk je?”, kaats ik de vraag terug. “Omdat je dan makkelijk kon gaan koken?”, geeft dezelfde leerling antwoord. Ik knik.

“Wie zou er in de keuken slapen?” De leerling haalt zijn schouders op. “De dienstmeid!”, roept een van haar klasgenootjes.

“Juist! Maar dan een andere vraag. Waarom was het bed zo klein?”

Even valt er een stilte daarna beginnen een aantal leerlingen met elkaar te overleggen. Ze besluiten dat één iemand het woord voert namens de groep. “Omdat dat in ruimte scheelde”, luidt het antwoord.

“Dat niet alleen, mensen sliepen ook anders. Weet iemand hoe?” Als het stil blijft leg ik uit dat mensen niet liggend sliepen maar zittend. Met een groot kussen in de rug. De mensen waren bang dat je bloed naar je hoofd zou stijgen en je dood zou gaan.

De kinderen kijken verschrikt mijn kant op. “Maar dat klopt toch niet? Ik lig altijd als ik slaap”, klinkt het geschokt naast mij. Ik stel hem gerust dat het inderdaad een fabel is.

“Er is nog een reden dat het bed zo klein is, wie weet het?” In tegenstelling tot de vorige vraag gaan er nu direct een aantal vingers de lucht in. “Omdat de mensen klein waren in die tijd”, verklaart een jongen naast mij.

Ik knik goedkeurend mijn hoofd en voeg er aan toe: “We weten dat Rembrandt net zo groot was als ik.” “Woow maar dat is echt klein!”, bevestigt dezelfde jongen terwijl hij grote ogen opzet.

De rest van de groep schiet in de lach.

Kunstverhaal: “Het niet weten verbindt ons”

Glitters. Glinsters. Bling. Kleine diamantjes, heel veel bij elkaar. Samen veilig. Samen één. Het herinnert mij aan de dood. Aan de vergankelijkheid van ons leven.

We leven één keer. Leef je leven, hoor ik dan. Wat is dat? Hoe doe je dat? Geniet van de kleine dingen. Je kan morgen onder een bus komen. Dus leef in het moment. Vergelijk jezelf met jezelf. Lijfspreuken en mantra’s als houvast.

Ik blijf kijken. Ik zie nog iets. Een sprankeling. Hoop. Diamanten als een zonnetje bij elkaar. Verheerlijking van het leven. Omarming van de dood. Is het ons einde of ons begin?

Het niet weten verbindt ons. Schitter en ontdek. Niet weten is ook weten.

Dagboek: ‘Een museum is saai want dan moet ik rustig doen’

Adam en Noah bij STRAAT Museum Amsterdam

Hij is alweer groot: 5 jaar. Dus schaart hij zichzelf bij de ‘grote’ kleuters: ‘Ik ben een groep 2er’. Hierdoor zijn allerlei dingen niet meer van zelfsprekend. ‘Nee Mama, nu wil ik niet knuffelen’ of ‘Mama ga maar weg’ en bijna elke dag na school ‘Mama mag ik uit spelen?’ Laatst zei ik terug: ‘Maar dat vind ik zo ongezellig’. Even dacht hij na: ‘Mama in het weekend kan je weer met mij spelen’. Daar moest ik het maar mee doen vond hij.

Onze museumbezoekjes zijn op een laag pitje gezet. Corona helpt niet mee en Noah, zijn kleine broertje, maakt van elke plek een indoor-kruip of cracker-eet festijn. Dus betrap ik mezelf erop dat ik weer neig naar kindvriendelijke plekken. De bibliotheek, NEMO (de kinderhysterie walhalla) of toch maar een speeltuintje.

De hoogste tijd dus om op stap te gaan met de KleuterKUNSTclub. Welke tentoonstellingen sluiten aan bij Adams belevingswereld? Bij aankomst op school blijkt Adam echter minder enthousiast. ‘Ik wil naar het speelmuseum’. ‘Daar waren we vorige week. Een nieuw museum ik ook leuk’. ‘Maar mama dat is saai want dan moet ik rustig doen’ Hij doet zijn armen over elkaar en kijkt mij met een serieuze blik aan. ‘Je kan nergens schreeuwen en hard rondrennen. Ook niet in de bieb’. Adam schudt zijn hoofd, hij denkt hier duidelijk anders over. Ik laat hem twee foto’s zien waar hij er eentje uit mag kiezen. Een graffiti kunstwerk van een leeuw of een tentoonstelling over kadootjes. Eerst winnen de kadootjes om in de vertrouwde Sinterklaassfeer te blijven. Maar uiteindelijk gaan we naar het STRAAT Museum want dat is dichtbij in ons eigen vertrouwde stadsdeel.

De voormalige NDSM-scheepsloods van 8000 m2 biedt meer dan genoeg ruimte om actief rond te kijken. Overal om ons heen zien we mega grote graffiti kunstwerken. De kou en Adams ongeduld doen ons tempo versnellen. De stoere houding -Ik vind een museum stom én gaan we nu iets eten in het restaurant – verdwijnt eventjes. We zoeken dieren, tellen kleuren en fantaseren over regenboog monsters. Adam blijft staan en kijkt. ‘Mama wat is dat?’. Het beste antwoord hierop bleek ‘Ehmm geen idee. Wat denk jij?’. Zo zien we opeens een zeemeermin, een held met pijlen in zijn rug en een leeuw zonder poten. Noah besluit ook mee te doen en wil oefenen met staan. Ook speurt hij de grond af op zoek naar iets interessants om in zijn mond te stoppen.

We krijgen het koud en druipen af naar het café. Tot ons geluk blijkt de heater kapot. Gelukkig hebben ze warme frietjes. In de winkel vraagt Adam. ‘Mama mag ik dit hebben?’ Hij houdt een willekeurig boek omhoog. ‘Nee’. ‘Oké’ Hij legt hem terug. ‘Knap hé mama, dat ik niet ga zeuren maar alleen oké zeg?’ Ik schiet in de lach. Kleutertrots. In de bakfiets terug naar huis blijkt dat Adam volgende week weer naar een museum wil: maar wél eentje met verwarming.

PeuterKUNSTclub #thuis: ‘Oh geeft niet, we hebben nu pauze’

We rijden met de auto weg uit de coronateststraat van Amsterdam RAI. Ik ben blij dat het achter de rug is. ‘Mama wat gaan we doen vandaag?’ Vraagt Adam vanaf de achterbank. ‘Wat zou je willen doen?’ Adam denkt na. ‘Gaat het regenen?’ ‘Ja vanmiddag’, zeg ik. ‘Dan wil ik naar een museum’, besluit hij.

‘Dat kan helaas niet. We moeten wachten op de uitslag van de test’.‘Anders worden mensen ziek door het virus’, hoor ik Adam zeggen. ‘Ja klopt’. Gek idee dat een 3 jarige al precies weet hoe het werkt in deze tijd. ‘We kunnen wel ons eigen museum maken?’ Stel ik voor. Adam veert op. ‘Gaan we er dan ook weer met jouw longboard?’ Ik wrijf over mijn dikke buik. ‘Nee met het longboard vind ik een beetje spannend nu met de baby in mijn buik’, leg ik uit. ‘Dan ga ik op mijn fiets’, past Adam het plan aan.

Als we thuis zijn begint Adam vol enthousiasme. Hij trekt zijn werk-spijkerbroek en schoenen aan. ‘Ik ben een werker in het museum’, vertelt hij. We zoeken samen tussen mijn kunstspullen een aantal afbeeldingen uit. Ook twee foto’s van de honden van Adams opa en oma worden opgenomen in de tentoonstelling. Met een rol tape en een stapel schilderijen gaan we aan de slag. Ik mag alleen maar stukjes tape aangeven. Adam is druk. Een diverse verzameling kunstwerken vormt zich een eigen weg op de witte muur van Adams slaapkamer.

De tentoonstelling is af en gaat straks open. Tijd om op pad te gaan. Hij trekt zijn jas aan en zijn helm en handschoenen. Adam gaat mij voor naar de tuin om zijn fiets te pakken.

We moeten heel ver fietsen naar ons museum. Het waait en is koud. Dus zijn we er gelukkig eerder dan verwacht. Met onze museumkaarten lopen we de trap op. Ik geef mijn kaart aan Adam. PLIEP! PLIEP! ‘Hier mevrouw u mag naar binnen’, zegt hij.

We gaan, zoals altijd, voor de schilderijen op de grond zitten. ‘Ik ben de museumwerker en mag ze aanraken. Jij niet’. Ik knik en we fantaseren samen over het kunstwerk waarop een draak wordt aangevallen door een leeuw én een beer én een eenhoorn. ‘Poeh wat een hectiek! En dat allemaal tegelijk!’ ‘Mama je mag hier niet zo hard praten’ Adam neemt zijn rol als museummedewerker heel serieus. Een stuk tape wordt voor de schilderijen geplakt om afstand te houden.

Dan is het tijd om te lunchen. We maken onze broodjes en sap klaar in de keuken en nemen het in broodtrommeltjes mee naar de kantine van ons museum. Samen smikkelen we en kijken tevreden naar de muur met schilderijen. Dan gebruikt het. De tape laat los, één voor één vallen ze van de muur! ‘O, nee mama kijk!’ Ik zie het en zeg: ‘Oh geeft niet, we hebben nu pauze. Komt straks wel’.  Bij elk schilderij dat valt zegt Adam ‘Oh geeft niet, we hebben nu pauze’.

Een eigen museum op zijn tijd is heerlijk praktisch. Na de lunch geven we onze favoriet: het draak-eenhoorn-leeuw-schilderij een nieuwe plek met sterkere tape. ‘Rembrandt hangt ook nog.’ Wijst Adam. ‘Kom mama, het museum gaat dicht.’ Zorgvuldig doet hij de deur van zijn kamer dicht. De museumkaart stop hij in zijn zak. Vanavond is er gelukkig nog een avondopenstelling speciaal voor Papa.

PeuterKUNSTclub: ‘Ze heeft teveel toetjes gegeten’

‘Mama! Wat heb je verteld aan de kindjes vandaag?’ vraagt Adam bij thuiskomst. Ik werk sinds kort als kunstdocent op een basisschool. We gaan op de bank zitten en Adam haalt mijn werkmap uit mijn tas te voorschijn. Elke avond wil hij óók kijken naar kunst en mijn verhalen horen.

Marcus Gheeraerts the Younger , Portret van een dame in rood, 1620, Tate Modern in Londen.

‘Wie is dit?’ Hij houdt een afbeelding van een portret omhoog. ‘Weet ik niet. Wat denk jij?’ ‘Een prinses’ ‘Waarom?’ ‘De jurk is mooi. Ik wil ook zo’n jurk’ ‘Dat kan. Wat vind je het mooist?’ Adam wijst naar de bloemmotieven op de rok van de mevrouw. Even kijkt hij zonder iets te zeggen.

‘Ze heeft haar hand op haar buik’ zeg ik. ‘Waarom, Mama?’ ‘Wat denk je?’ ‘Ik denk dat ze buikpijn heeft’ ‘Misschien. Haar buik is dik, zie je dat?’ ‘Ooh, ik weet het! Ze heeft te veel toetjes gegeten’, verklaart Adam.

‘Wie weet. Maar mijn buik is ook dik’ Adam springt op. ‘Ze heeft ook een broertje in de buik!’ gilt hij. Ik lach. ‘Ze krijgt ook een baby’. ‘Een meisje is een broertje toch?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Een zusje’ ‘En ik krijg een broertje en dat is een jongen. Ik ben ook een jongen en papa is een man’. Ik knik. Fijn dat we dat ook weer opgehelderd hebben.

Adam stopt de afbeelding terug in mijn werkmap. ‘Mama, zullen we nu een toetje eten?’

PeuterKUNSTclub #thuis: ‘De meneer krijgt pepernoten’

‘Wat zullen we doen vandaag Adam?’ ‘Ik wil naar een museum maar die zijn dicht door het virus’, zegt Adam. Ik knik en haal een boek tevoorschijn. Zonder iets te zeggen laat ik het boek open op mijn schoot liggen. Adam buigt over het boek heen en kijkt.

‘Dat is de nachtwacht!’ Roept hij enthousiast. ‘Daar wil ik naartoe’. ‘Dat kan helaas niet want het museum is dicht.’ We kijken samen zonder iets te zeggen.

De Nachtwacht, Schutters van wijk II onder leiding van kapitein Frans Banninck Cocq, Rembrandt van Rijn, 1642. Olieverf op doek, Rijksmuseum Amsterdam

‘Wat zie je?’ Vraag ik en doorbreek de stilte. ‘Een trommel. Rom bom bom doet de meneer’. Adam trommelt vol overgave op het boek. Hij  wijst naar het hondje. ‘Waarom schrikt het hondje mama?’ ‘Weet ik niet. Weet je zeker dat hij schrikt?’ Vraag ik. Adam knikt overtuigend. Dat zeiden ze immers in zijn favoriete voorleesboek ‘Aap & Mol gaan naar het museum ook’. Dus!

We kijken verder. ‘Wat doet de meneer in het midden?’ Adam steekt zijn hand uit. ‘Hij doet zo!’ Ik doe hem na. We moeten lachen en kijken heel serieus net als de meneer.

‘Mama de meneer krijgt pepernoten!’ ‘O, ja?’ ‘Ja en de andere meneer ook. Kijk maar’ Adam rommelt in zijn zak en geeft kapitein Frans Banninck Cocq en zijn luitenant Willem van Ruytenburgh een hand vol pepernoten.

Met een klap valt het boek dicht. ‘Ding dong… Het museum gaat sluiten omdat er een virus is. We zijn volgende week weer open.’ Adam zet zijn handen aan zijn mond en praat door de speaker van ons museum. Alle bezoekers pakken hun jassen en tassen en verlaten het museum. De deur gaat op slot, de sleutel verdwijnt in Adams zak.

‘Dag meneer, niet alle pepernoten op eten hé?’