PeuterKUNSTclub: ‘Ik ben 2 en zeg museum: ‘Jammm jammm…’ smakt hij.

‘Kijk Adam, daar is het museum’, roep ik. Adam kijkt op in de richting van mijn uitgestoken vinger. Ik stil til hem uit zijn fietsstoeltje en zet hem op de grond. ‘Mama optillen’ Adams meest geliefde uitspraak. ‘Nee joh! Adam is een grote jongen. Geef Mama maar een handje’, zeg ik. Hij grijpt mijn hand. Samen lopen we heel zachtjes langzaam richting het museum. Het is druk. Om de paar meter blijft hij staan en neemt de omgeving in zich op.

We gaan de draaideur door en lopen de trap af. Stapje voor stapje. Hij knijpt in mijn hand. Als we het Rijksmuseum binnenkomen blijft hij staan. ‘Optillen’ , hoor ik. ‘Kom we gaan onze jas opbergen en dan naar het schilderij’, zeg ik. Adam volgt mij en probeert al lopend zijn jas uit toen. De sleuteltjes in de kluisjes worden gedraaid en deurtjes dicht gegooid. Adam rent er op af en doet de andere bezoekers na.

‘Goed zo Adam, je hebt een kluisje gevonden’ Ik kurk hurk neer bij Adam en prop onze spullen in het kluisje. We gaan verder richting de trap. Vandaag staan twee schilderijen van de Eregalerij op het programma.

‘1,2…3’, tellen we samen alle treden. Het is een enorme klim voor een mannetje van 2. Boven moeten we even bijkomen en wandelen rond. Op de vloer, van mozaïek, zien we dieren. ‘Paard….krokodil’, roept Adam bij alle dieren die hij tegen komt. We lopen een rondje, stappen en stampen op de dieren. ‘Dat is geen krokodil maar een duif net als bij opa.’ Samen duwen we de glazen deur op en lopen de grote museumzaal binnen. Adam knijpt harder in mijn hand. Ik zie dat hij omhoog om zich heen kijkt.

Voor het schilderij ‘Het vrolijke huisgezin’ van Jan Steen gaan we zitten. We blaffen net als het hondje en spelen een zoekspelletje met de lepels, pannen en de mixer. Die laatst kan, denk ik, alleen Adam zien. In gedeelte van de zaal zien we een schilderij met een stilleven van fruit en exotische bloemen. Adam kijkt ernaar en roept ‘Appel!’.

Festoen van vruchten en bloemen, Jan Davidsz. de Heem, 1660 – 1670, Rijksmuseum in Amsterdam

‘Adam wil je een appel?’ Hij knikt. Ik rijk omhoog. Oef, poeh. Het lukt net. Ik houd een denkbeeldige appel voor zijn neus. ‘Pak jij de appelboor’ Adams favoriete keukenattribuut. Hij speelt met mij mee en graait in mijn tas. Een appelboor komt tevoorschijn. Grrmmmm. Adam draai behendig in mijn handen. Jammm jammm smakt hij. ‘Drinken’ We halen water uit de rivier van het schilderij naast ons. Smullen ook van de druiven, pellen de manerijn mandarijn. Adam weigert een hapje van een pruim. Heel behendig verdeeld hij de meloen in stukjes Hij morst water en veegt het schoon. Ik kietel hem en fluister; ‘wat een vol buikje.’ Zijn schaterlach klinkt door de zaal. ‘Adam lopen’, besluit hij en gaat staan. We lopen rustig verder.

Even stoppen we voor een schilderij met een grote boze zwaan maar Adam is niet geïnteresseerd en trekt mij mee. ‘Nog meer fruit’ Hij gaat weer op de grond zitten. ‘Mama, appel!’

PeuterKUNSTclub: Ik ben 2 en ik zeg museum: ‘START!’

‘Waar zullen we vandaag heen gaan?’, vraag ik aan mijn tweejarige zoontje. Hij zit op de grond en probeert de slippers van zijn vader aan te doen. Hij hoort mij me niet. Zijn voet stilhouden eist al zijn aandacht op. ‘Adam, waar wil je naartoe vandaag?’, herhaal ik.

‘Pitteeeeee!’, roept hij vrolijk en steekt zijn armen in de lucht. Hij heeft de slippers aangekregen. Er druppelt kwijl uit zijn mond als hij probeert overeind te komen. Even wankelt hij maar daarna staat hij stevig. Meteen kijkt hij naar mij, of ik het gezien heb.

‘Goed zo’, zeg ik. Hij straalt en lacht. ‘We gaan op pad. Waarheen?’, vraag ik opnieuw. ‘Muis!’, roept hij. Meteen komt hij naar mij toegelopen. Hij schudt zijn hoofd. ‘Nee Muis niet eng.’ Ik gniffel.

Vorige week zijn we naar het Amsterdam Museum geweest, waar een speciaal kindergedeelte is. Super leuk! Als we daar niet heengaan zijn we te vinden in het Tropenmuseum. Nog een museum waar genoeg ren en speel mogelijkheden zijn.

‘Metroooo?’ ‘Nee we gaan op fiets’, vertel ik Adam. Hij kijkt mij me even aan maar rent daarna richting de gang. ‘Elm, elm op?’, hoor ik hem roepen. Ik knik en geef hem opdracht om zijn jas en schoenen te pakken. In gedachten verzonken help ik Adam met aankleden. Dit keer wil ik ergens anders naar toe maar waarheen?

We gaan vaak naar de bibliotheek, dat vindt Adam heerlijk. Spelen met andere kinderen en boekjes lezen. Als het lekker weer is klimmen we rond in de speeltuin of knuffelen we de geitjes op de kinderboerderij. En natuurlijk.. brraaaa.. leeuwen kijken in Artis.

Als het regent denk ik vaak, naar welk museum kunnen we gaan? Volgens bloggende ouders die tips geven over kindvriendelijke musea, zijn veel musea zijn niet goed ingesteld op jongere kinderen. Daarnaast vraagt men zich vooral ook af “wat een moet een peuter nou met een schilderij?”

Mijn kunst educatieve hart gaat sneller kloppen. Ik denk namelijk dat het een misvatting is om je kind alleen mee te nemen naar “kindvriendelijke”musea. Het gaat juist net als bij volwassenen om de persoonlijke beleving van de collectie!

Dus…een mooie testcase voor Adam.

‘Hoe krijg ik onze peuter wel geïnteresseerd in het schilderij?’

Dagboek: ‘Met de boot van links naar rechts’

‘Kom laten we gaan’ roep ik. Even kijk ik op mijn horloge, we moeten opschieten anders kom ik te laat. Op tijd komen met een peuter: het blijft een uitdaging.

Hoe harde je roept, hoe langzamer het gaat. Soms schiet ik volledig in de stress. Ik dram, zeur of ben heel geïrriteerd. En dat terwijl ons kleine ventje zo zijn best doet om zijn sokken aan te trekken. Binnenste buiten, hoe doe je dat dan? Gedraaid, zo toch? Nee! Helpen is verboden: ‘Ik wil het zelf doen!’ Tegenwoordig is dit een volzin geworden! Maar het tempo blijft peutersnelheid.

Ik wacht, kijk toe en doe niks. Een grootse uitdaging en daarin ben ik niet alleen! Wachten blijft moeilijk, of je nu klein bent of groot.

Met een blij gezicht springt hij overeind en roept: ‘Kijk dan!’ Hij wijst naar zijn sokken. Gelukkig is hij al vertrouwd met zijn laarzen met rits (gelukkig geen veters) en jas. Gehaast wikkel ik zijn sjaal om zijn hoofd en open de voordeur. We staan buiten. Het is gelukt!

‘’Mama ik wil niet lopen’ Te vroeg gejuicht, realiseer ik mij. Even ben ik geneigd om hem aan zijn arm mee te trekken en een sprintwedstrijd te doen naar de crèche. Onze crèche, is welgesteld 260 meter lopen, maar toch zie ik van deze impuls af. Even blijf ik stil staan en kijk hem aan. Hoe krijg ik hem mee zonder een strijd of tilwerk. Want al is het 260 meter, hij is inmiddels te zwaar om dat stuk te tillen. Ik weeg mijn mogelijkheden af. Hij kijkt mij aan en wacht ook.

‘Ik heb een idee. Kom, we gaan met de boot vandaag’, zeg ik. ‘Ik zie geen boot’, zegt hij. ‘De boot is nep. Kijk hij ligt hier, in het water’ Ik wijs naar de plantenpot van de buren en loop er heen. Hij snelt mij achterna en pakt mijn hand vast. Ik blijf staan. ‘Voorzichtig instappen hoor anders word je nat’ Ik maak een overdreven grote stap. Hij volgt. ‘Reddingsvest aan net als op vakantie’ Ik doe de rits dicht en geef hem een zoen. ‘Ben je er klaar voor?’ Hij knikt en knijpt in mijn hand. ‘Daar gaan we. We varen eerst naar links en dan naar rechts’ Ik loop vooruit en trek hem mee naar links tot aan de rand van de stoep. 

Eventjes twijfel ik maar dan zie ik de magie in zijn ogen. ‘Mama ik zie nog een boot. We moeten stoppen’ Hij blijft staan. We laten de andere boot voorbij aan en varen verder. Zwanen, nog meer boten en zelfs een boot- die-onder-water-is komen we tegen. ‘De boot is onder het water, hij kan niet meer varen he?’, vertelt hij. Ik knik.

‘Is het een boot die onderwater vaart of is hij gezonken?’ ‘Gezonken’ besluit Adam. We toeteren voor een stel eenden en maken koers richting de haven. ‘Kijk! De haven!’ Ik wijs naar het gebouw van de crèche. De boot maakt snelheid. Even moeten we wachten voor de brug zodat de fietsers kunnen oversteken.

‘Poeh poeh’ zeg ik. Naast mij hoor ik een echo ‘poeh poeh’. ‘We zijn er. Voorzichtig uitstappen’ Ik help hem de boot uit en leg het reddingsvest weer terug. ‘Wil jij hem op slot doen?’ Hij knikt draait zich om, doet ‘wiep piep’ en zegt: ‘Dag boot, tot vanavond.’

Vol enthousiasme gaan we de trap op. Hij loopt zijn groep binnen en vertelt meteen ‘Ik ben met de nep boot gekomen’ Ik geef hem een kus en schuifel naar de deur. Dan hoor ik zijn leidster zeggen ‘Boot? Dat kan toch helemaal niet?’ Hij kijkt haar aan. Even denkt hij na en zegt: ‘Jawel, de boot is nep’ Ik gniffel en zwaai. Tot straks!

Terwijl ik mij verder haast besluit ik dat we veel vaker met de boot gaan. Of de trein, auto en het vliegtuig.

Kunstverhaal: ‘Poeh wat overdreven’

Hupsakee. Onderste te boven. De zon verstopt zich. Glimmend en warm. Zachte veertjes. Bonte kleuren. Allen dwarrelend om elkaar heen. De koude balustrade dient als pitstop. Verkoelend voor als de zon terugkeert.

Vogels bij een balustrade met in de achtergrond het Stadhuis / Melchior d’ Hondecoeter (1636-1695)

Fluitend. Geklets en geroddel. ‘Hebben jullie het al gezien?’ Een salto volgt. ‘Wat?’ Verveelt kijkt ze om zich heen.

‘Kijk daar!’, roept hij, weer een salto. Ze draait haar kop en kijkt. Het nieuwe stadhuis doemt in de verte voor haar op. Zo groot, zo sjiek. Iedereen moet het kunnen zien. Van ver af ook!

Ze zucht en draait haar hoofd weer terug. Naast haar is een andere pauw recht op gaan staan. Hij schud zijn veren. ‘Poeh ook al zo overdreven’

Kunstverhaal: ‘Ik zie hem voor mij: slaand met een hamer’

We stonden met twaalf studenten in een museum in een halve kring om een kunstwerk heen. Een groot beeld, half in het donker verscholen, van marmer. Op het eerste gezicht lijkt het net één figuur maar als je langer kijkt zie je steeds meer. “Voor ons zien we de kruisafname van Christus”, hoor ik mijn docent nog zeggen. Deze informatie helpt niet veel. Er klopt iets niet, maar wat? Volgens mijn docent was Michelangelo een perfectionist. Maar dat wist ik al, waarom begrijp ik dit beeld dan niet? Wat zie ik over het hoofd?

Ik herinner mij de hitte in de ruimte. We waren in Florence op excursie. In de zomer. Het was aan het eind van de middag. Na een dag vol informatie en kunstwerken. Het kost mij moeite om te luisteren.

Mijn docent vertelde dat het Michelangelo niet lukte om de verhoudingen van de figuren correct te krijgen. “Daarom heeft hij het beeld kapot gemaakt”. Vanaf dat moment was ik geboeid. Dit verhaal staat in mijn geheugen geschrift. Vanaf dat moment ging kunst voor mij leven.

Eigen foto. De Pietá, ca. 1555, Michelangelo, Galleria dell’accademia  Florence

Bizar! Zie je het voor je? Michelangelo heeft voor dit beeld het beste marmer uitgezocht. Hij die nachten doorging. Hij die zichzelf uitdaagde om een ideale Christus te maken. Maar het lukte niet. Was het misschien frustratie? Of wanhoop? Die hem ertoe dreef om het beeld kapot te maken.

Ik zie hem voor mij: er op los slaand met een hamer. Met de gedachte dat: ‘zo niemand kon zien dat DE grote Michelangelo niet altijd perfectie bereikte’. Een doorn in het oog moet het dan zijn geweest. Dat een van zijn leerlingen, in het geheim, het beeld heeft gerepareerd.

Vandaag de dag behoort het beeld tot een van de topstukken van het museum. Terwijl Michelangelo wilde dat niemand het zag.  Geloof mij: hij is niet de enige kunstenaar waarbij dit gebeurd is.

‘Je wordt wel moe van kunst kijken hè?’

Adam en Zola zijn voor de allereerste keer in het Rijksmuseum. Hun kinderwagens staan naast elkaar, ze wisselen een blik uit. Zola moet lachen, Adam kijkt met grote ogen om zich heen. Dan dwalen we (de moeders) ieder op eigen tempo door de tentoonstelling.

Adam en Zola

Mijn aandacht wordt getrokken door een gedetailleerde tekening van drie stokstaartjes. Adam spuugt zijn speen uit. Hij begint vrolijk met zijn beentjes te trappelen en geluidjes te maken.
“Aaaaah”, Klinkt het hoog en zachtjes door de zaal. Verderop zie ik Zola nieuwsgierig om zich heen kijken. “Aaah ah” Gevolgd door een grote glimlach.
Ik kijk naar Adam, hij hoort het ook. “Aaaaaah” Zijn volume neemt toe. Weer reageert Zola, haar wangetjes worden roder. Terwijl ik luister naar de vrolijke geluidjes probeer ik mij in te beelden wat ze zouden zeggen.

“En wat vind je?”
“Heel mooi, heb je dat skelet al gezien?”, wilt Zola weten.
“Dat vind ik eng”
“Oh… je bent ook nog klein”
“Helemaal niet…ik ben al vier maanden, drie weken en één dag oud”, schept Adam op. Zola lacht en begint met haar speen te spelen. “Ik ben over twee weken precies 10 maanden oud” Adam draait zijn hoofd weg, daar kan hij niet tegen op.
Even blijft het stil.
Zola gaapt. “Je wordt wel moe van kunst kijken, hè?” Maar Adam reageert niet meer, hij is met mond open in slaap gevallen.

‘Gaan we morgen weer mama?’

Vandaag ben ik voor het eerst weer naar een museum geweest. Maar dit keer als moeder. Is dat anders, zou je misschien denken? Nou geloof mij, zeker wel!

Mijn zoon is 3,5 maand oud. Ik voelde een mix van enthousiasme en spanning terwijl ik hem klaar maakte voor zijn eerste museumbezoek. Met een volle luiertas, om ramp scenario’s te voorkomen, ging ik op pad.

Eenmaal onderweg werd het moeilijker, want naar welk museum moest ik gaan? Een kinderwagen bleek een lastige accessoire voor een bezoek aan een museum: alle musea in grachtenhuizen vielen al af. Omdat bereikbaarheid nu ook een belangrijke rol speelt besloot ik naar een van de drie grote musea te gaan op het museumplein.

De rijen bij het Rijks- en het van Goghmuseum waren zolang dat we vermoedelijk pas met mijn zoons volgende voedingstijd binnen zouden zijn. De keuze werd dus voor mij gemaakt: het Stedelijk Museum. Bij binnenkomst ontdekte ik dat er meer mensen hetzelfde idee plan hadden opgevat. ´Het is voorjaarsvakantie´ schiet het door mijn hoofd. Gelukkig ging de rij snel. Daarna werd ik begeleid naar de tentoonstelling via een kruipdoor- sluipdoor weggetje. Heel sjiek die persoonlijke begeleiding!

Kunst kijken en een kind wiegen bleek een verrassend ontspannende combinatie te zijn. Mijn zoon heeft zich voorbeeldig gedragen. Gelukkig maar, stel je voor dat hij keihard ging huilen…? Aan het eind van mijn bezoek werd ik weer, even sjiek, naar buiten begeleid.

De kinderwagen begon licht te schudden. Hij werd wakker. Met een grote lach op zijn gezichtje keek hij mij aan. ‘Gaan we morgen weer mama?’