PeuterKUNSTclub #thuis: ‘De meneer krijgt pepernoten’

‘Wat zullen we doen vandaag Adam?’ ‘Ik wil naar een museum maar die zijn dicht door het virus’, zegt Adam. Ik knik en haal een boek tevoorschijn. Zonder iets te zeggen laat ik het boek open op mijn schoot liggen. Adam buigt over het boek heen en kijkt.

‘Dat is de nachtwacht!’ Roept hij enthousiast. ‘Daar wil ik naartoe’. ‘Dat kan helaas niet want het museum is dicht.’ We kijken samen zonder iets te zeggen.

De Nachtwacht, Schutters van wijk II onder leiding van kapitein Frans Banninck Cocq, Rembrandt van Rijn, 1642. Olieverf op doek, Rijksmuseum Amsterdam

‘Wat zie je?’ Vraag ik en doorbreek de stilte. ‘Een trommel. Rom bom bom doet de meneer’. Adam trommelt vol overgave op het boek. Hij  wijst naar het hondje. ‘Waarom schrikt het hondje mama?’ ‘Weet ik niet. Weet je zeker dat hij schrikt?’ Vraag ik. Adam knikt overtuigend. Dat zeiden ze immers in zijn favoriete voorleesboek ‘Aap & Mol gaan naar het museum ook’. Dus!

We kijken verder. ‘Wat doet de meneer in het midden?’ Adam steekt zijn hand uit. ‘Hij doet zo!’ Ik doe hem na. We moeten lachen en kijken heel serieus net als de meneer.

‘Mama de meneer krijgt pepernoten!’ ‘O, ja?’ ‘Ja en de andere meneer ook. Kijk maar’ Adam rommelt in zijn zak en geeft kapitein Frans Banninck Cocq en zijn luitenant Willem van Ruytenburgh een hand vol pepernoten.

Met een klap valt het boek dicht. ‘Ding dong… Het museum gaat sluiten omdat er een virus is. We zijn volgende week weer open.’ Adam zet zijn handen aan zijn mond en praat door de speaker van ons museum. Alle bezoekers pakken hun jassen en tassen en verlaten het museum. De deur gaat op slot, de sleutel verdwijnt in Adams zak.

‘Dag meneer, niet alle pepernoten op eten hé?’

PeuterKUNSTclub #thuis: ‘Ik heb gewonnen!’

Ook in het weekend is de PeuterKUNSTclub #thuis actief. Vandaag hebben Adam en ik zin om in onze pyjama naar kunst te kijken. Door ons museum aan huis kan dit. Heel stiekem trek ik iets anders aan. Met een paarse glitterjas en een strohoed loop ik de woonkamer in. Adam stopt met spelen en kijkt mij aan. ‘Mama wat ben je?’ ‘Ik ben een verhalenverteller, luister je mee?’ Adam knikt en kruipt op de bank.

Ik rommel in een tas en haal een opgerold stukje papier tevoorschijn. ‘Vandaag ga ik vertellen over Atalante, zij kan het aller hardste lopen van iedereen’. Ik zwijg een moment.

Willem van Herp Atalanta en Hippomenes, ca. 1650, Nationaal Museum in Warschau.

‘Er is een hardloopwedstrijd. Doe je mee?’ Meteen springt Adam overeind. We leggen bordjes neer en verkleden ons. Adam wil een de prinses zijn en trekt een blauwe jurk aan en roze hakken. Rennen op hakken blijkt wat moeilijk dus gaat hij blootsvoets verder.

‘Klaar voor de start? AF!’ We rennen rondjes, rusten uit en duwen een beetje. Dan ziet Atalante opeens iets. ‘De gouden appel’. Adam houdt hem in de lucht. O, nee ze is verslagen! ‘De magische appels waren zó mooi dat ze wel moest stoppen. Hippomenes wint.’‘Ik heb gewonnen!’ Adam houdt een trofee omhoog en springt in het rond. Hij is prinses en ridder tegelijk.

De hardloopwedstrijd

Samen kruipen we op de bank en kijken naar een schilderij waarop het mythologische verhaal over Atalante en Hippomenes is afgebeeld. ‘Kijk daar!’ Roept Adam. We zien óók appels, lachen om hun kleren en doen de gekke houding van de rennende Hippomenes. Gejuich langs de lijn en we zien een mooie tent voor rijke toeschouwers tijdens de wedstrijd.

We plakken stickers en proberen net zo’n grote appel te tekenen als op het schilderij. Adam schuift heen en weer op zijn stoel. ‘Kom verteller, de wedstrijd begint weer’, zegt hij. Hij klimt van zijn stoel en gaat klaar staan. Een wedstrijdje doen blijft immers het allerleukst!

PeuterKUNSTclub #thuis: Doe óók mee vanuit huis

Gisteravond zat ik net als half Nederland aan de buis gekluisterd in afwachting van de ‘nieuwe’ corona-maatregelen. Kleine stapjes zijn gezet maar de musea zijn vooralsnog dicht en kleine kinderen mogen pas op 11 mei weer naar de crèches.

Dus het is nog even improviseren met peuters thuis. Daarom heb ik voor ouders een hand-out ontworpen om in je huis actief met je peuter op stap te gaan.

Impressie van de scollectie van onze PeuterKUNST #thuis

Elke week zet ik, als mijn eigen peuter het toelaat, verhalen en opdrachten van schilderijen online.

Wil je de hand-out ontvangen om ook samen kunst kijken? Stuur mij dan een bericht of plaats een reactie op deze site.

PeuterKUNSTclub #thuis: ‘De draak heeft pijn!’

Adam kruipt tegen mij aan op de zitzak. Hij houdt de afbeelding van het schilderij van Rubens in zijn hand. De afgelopen dagen heeft hij de afbeelding al een paar keer gepakt en weer weggelegd. De draak is leuk maar ook een beetje eng.

‘Wat doet de draak Mama?’ ‘De draak heeft pijn’. ‘Waarom?’ ‘Omdat er een speer in zijn neus zit. Hij bloed’. Adam drukt zijn neus tegen de afbeelding aan. En probeert het bloed te zien. ‘Ik zie rode stipjes’. ‘Ja dat is bloed’, vertel ik. ‘Waarom?’

Sint Joris in gevecht met de draak, Peter Paul Rubens, 1615-1620.

‘De draak heeft ruzie met de meneer op het paard’. We kijken even naar de meneer. Maar dan krijgt de draak weer alle aandacht. Huilt de draak? En kan de draak nog wel eten?

‘Zullen we het aan de draak vragen?’ Adam schudt zijn hoofd. ‘De draak is nep mama, die kan niet praten’, legt hij uit. Handig om te weten. Ik fantaseer verder. De draak en de ridder hebben ruzie omdat de draak de prinses pest. De ridder jaagt de draak weg. Arme draak. Hij heeft zo’n pijn.

‘Een klein beetje?’ Adam houdt zijn vingers uit elkaar. ‘Zo veel?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Nee ik denk wel wat meer hoor’. Adam denkt even na en strekt dan zijn armen zo ver mogelijk. ‘Zooooveeel dan?’ Ik knik.

‘Gaat de draak dood?’ Ik schud van nee. Het verhaal moet immers wel peuterproof blijven. Nachtmerries door kunst kijken staat niet op mijn verlanglijstje. Ik vertel dat de draak pijn heeft en moet huilen.

‘De draak roept: Stop houd op! De ridder stopt het gevecht en de draak kruipt weg’, vervolg ik mijn verhaal. ‘Waar gaat hij naar toe?’ Wil Adam weten. ‘Hij kruipt naar huis’. Ik vertel dat zijn beste vriend voor de deur van zijn huis op hem wacht. De beste vriend van de draak maakt hem beter en daarna kunnen ze weer samen spelen.

‘Gaan ze dan ook naar de binnenspeeltuin?’, vraagt Adam nieuwsgierig.
‘Weet ik niet. Zullen we dat morgen vragen?’ Dat vindt Adam goed, hij wrijft in zijn ogen.

‘Zullen we zwaaien?’ Vraag ik. ‘Maar ze zwaaien niet terug. Waarom niet, mama?’ ‘Omdat het een afbeelding van een schilderij is’. ‘Oh, jammer’.
‘Zullen we het morgen nog een keer proberen?’ Adam stemt in. Hij legt de afbeelding op de grond. Het museum gaat nu dicht.

Tot de volgende keer draak!

PeuterKUNSTclub #thuis: Een eigen museum bouwen

Alles is veranderd door het coronavirus; even samen een museum bezoeken kan voorlopig niet. Net als heel Nederland zitten Adam en ik thuis. Om toch samen van kunst te kunnen genieten ben ik aan het denken geslagen. Hoe kan ik met Adam van schilderijen genieten zonder ze in het echt te zien? En wat blijkt? Met fantasie als middel kom je overal. Gaan jullie mee op stap?

Voordat we naar ons eigen museum toe kunnen gaan we er eerst samen eentje maken. Adam is gek op rondrijden met zijn ‘motor’ dus doen we een helm op en handschoenen aan. De motor wordt schoon gemaakt. Dan gaan we op weg. Het is druk, we staan in de file voor het stoplicht en houden tussendoor pauze. We parkeren de motor netjes in de gang. Gelukkig wonen we in een veilige buurt dus we kunnen de helm en handschoenen bij de motor laten liggen. Dan gaan we ons museum binnen.

We beklimmen de trap. Ons museum heeft een lange trap met een blauw tapijt. We halen onze museumkaart uit onze zak en scannen deze voor de deur van Adams kamer. Joepie eindelijk we zijn er! We gaan naar binnen.

Maar kunstkijken zit er voorlopig nog niet in. Wij moeten nog heel veel verbouwen. Alles is kapot en moet gerepareerd worden. Gelukkig hebben we een koffertje met gereedschap meegenomen. We gaan samen druk aan het werk. Poeh poeh wat zijn wij druk. Ik zweet!

De collectie wordt samengesteld

Even uitpuffen op de zitzak en een banaantje eten. ´Wij zijn een hele drukke jongen en vrouw hè?´ zegt Adam. Ik knik instemmend. Na een korte pauze gaan we weer verder. Gelukkig besluit Adam al snel dat we bijna klaar zijn. We vegen alles schoon en doen wat afval in vuilniszakken.

Nu is het tijd voor het inrichten van de museumzaal. Samen, heel voorzichtig, brengen we alle kunstwerken naar binnen. We trekken handschoenen aan om te voorkomen dat er schilderijen kapot gaan. We kiezen onze favorieten en hangen deze aan de muur.

Zo, en nu de plattegrond erbij pakken. Naar welk schilderij gaan we het eerste toe? ‘Rembrandt!’ Roept Adam resoluut. Eens fan altijd fan blijkt maar weer. We schuifelen samen naar de ets van Rembrandt. Een klein werkje. We gaan samen op de grond zitten zodat we het kunstwerk goed kunnen bekijken.

-Wordt vervolgd-

P.S: Wil jij met jouw peuter ook meedoen aan de PeuterKUNSTclub #thuis? Plaats dan een reactie op de site.

Kunstverhaal: ‘Ik ben geboren in 1685’

Het voelt gek maar ook een beetje spannend. Als ik naar haar kijk zie ik mezelf. Of althans een vroegere versie van mezelf. Ze heet Sara Backer, net als ik. Geboren in 1685. Dat is maar 303 jaar voor mijn geboorte. Misschien leef ik nu wel mijn tweede leven?

“Ceesje, zo heet hij. Ik ben dol op zijn blauwe veren. Als ze glinsteren in het zonlicht ontdek je ook een paar gele veertjes. Elke ochtend word ik wakker van zijn gekakel. Het heeft een paar middagen oefenen gekost, dat wel. Het is heel gezellig, hij zegt allerlei woorden na”, vertelt Sara vrolijk. “Ik moet wel oppassen dat hij mijn geheimen niet doorverteld”, fluistert ze erachteraan.

Vroeger lieten welvarende burgers portretten van zichzelf vervaardigen als statussymbool. Je zou kunnen zeggen dat portretten in die tijd net zoiets waren als onze familie- en profielfoto’s nu. Heb je wel eens een portret gezien waarbij iemand in zijn pyjama, met haren door de war en opgedroogd speeksel rondom de mond is afgebeeld? Ik in ieder geval niet. Mensen willen altijd goed voor de dag komen.

Haar glimmende haarspeld met parels en de mooie donkerblauwe fluwelen mantel die ze over haar jurk heen draagt doet vermoeden dat ze misschien wel een portret liet maken om anderen te imponeren.

Ik weet dat de allereerste afstammeling van mijn familie Willem Backer is. Hij is geboren in 1528. Heel veel takken in de stamboom verder zie ik mijn eigen naam staan: Sara Backer (1685 – 1732). Ze is maar 47 jaar geworden. Helaas is ze ongetrouwd en kinderloos gebleven. Toch bewijst dit portret dat Sara bestaan heeft.

Sara Backer (1685-1737) ca 1710 – 1720 door Arnold Boonen
Museum het Cromhouthuis Amsterdam

Wijst ze daarom naar de papegaai? Om iets duidelijk te maken? Ze lacht niet maar kijkt doordringend mijn kant op. Misschien zijn haar geheimen doorverteld? Jammer dat ik niet terug in de tijd kan reizen om te horen wat ze Ceesje allemaal heeft toevertrouwd.

Dagboek: ‘Met de boot van links naar rechts’

‘Kom laten we gaan’ roep ik. Even kijk ik op mijn horloge, we moeten opschieten anders kom ik te laat. Op tijd komen met een peuter: het blijft een uitdaging.

Hoe harde je roept, hoe langzamer het gaat. Soms schiet ik volledig in de stress. Ik dram, zeur of ben heel geïrriteerd. En dat terwijl ons kleine ventje zo zijn best doet om zijn sokken aan te trekken. Binnenste buiten, hoe doe je dat dan? Gedraaid, zo toch? Nee! Helpen is verboden: ‘Ik wil het zelf doen!’ Tegenwoordig is dit een volzin geworden! Maar het tempo blijft peutersnelheid.

Ik wacht, kijk toe en doe niks. Een grootse uitdaging en daarin ben ik niet alleen! Wachten blijft moeilijk, of je nu klein bent of groot.

Met een blij gezicht springt hij overeind en roept: ‘Kijk dan!’ Hij wijst naar zijn sokken. Gelukkig is hij al vertrouwd met zijn laarzen met rits (gelukkig geen veters) en jas. Gehaast wikkel ik zijn sjaal om zijn hoofd en open de voordeur. We staan buiten. Het is gelukt!

‘’Mama ik wil niet lopen’ Te vroeg gejuicht, realiseer ik mij. Even ben ik geneigd om hem aan zijn arm mee te trekken en een sprintwedstrijd te doen naar de crèche. Onze crèche, is welgesteld 260 meter lopen, maar toch zie ik van deze impuls af. Even blijf ik stil staan en kijk hem aan. Hoe krijg ik hem mee zonder een strijd of tilwerk. Want al is het 260 meter, hij is inmiddels te zwaar om dat stuk te tillen. Ik weeg mijn mogelijkheden af. Hij kijkt mij aan en wacht ook.

‘Ik heb een idee. Kom, we gaan met de boot vandaag’, zeg ik. ‘Ik zie geen boot’, zegt hij. ‘De boot is nep. Kijk hij ligt hier, in het water’ Ik wijs naar de plantenpot van de buren en loop er heen. Hij snelt mij achterna en pakt mijn hand vast. Ik blijf staan. ‘Voorzichtig instappen hoor anders word je nat’ Ik maak een overdreven grote stap. Hij volgt. ‘Reddingsvest aan net als op vakantie’ Ik doe de rits dicht en geef hem een zoen. ‘Ben je er klaar voor?’ Hij knikt en knijpt in mijn hand. ‘Daar gaan we. We varen eerst naar links en dan naar rechts’ Ik loop vooruit en trek hem mee naar links tot aan de rand van de stoep. 

Eventjes twijfel ik maar dan zie ik de magie in zijn ogen. ‘Mama ik zie nog een boot. We moeten stoppen’ Hij blijft staan. We laten de andere boot voorbij aan en varen verder. Zwanen, nog meer boten en zelfs een boot- die-onder-water-is komen we tegen. ‘De boot is onder het water, hij kan niet meer varen he?’, vertelt hij. Ik knik.

‘Is het een boot die onderwater vaart of is hij gezonken?’ ‘Gezonken’ besluit Adam. We toeteren voor een stel eenden en maken koers richting de haven. ‘Kijk! De haven!’ Ik wijs naar het gebouw van de crèche. De boot maakt snelheid. Even moeten we wachten voor de brug zodat de fietsers kunnen oversteken.

‘Poeh poeh’ zeg ik. Naast mij hoor ik een echo ‘poeh poeh’. ‘We zijn er. Voorzichtig uitstappen’ Ik help hem de boot uit en leg het reddingsvest weer terug. ‘Wil jij hem op slot doen?’ Hij knikt draait zich om, doet ‘wiep piep’ en zegt: ‘Dag boot, tot vanavond.’

Vol enthousiasme gaan we de trap op. Hij loopt zijn groep binnen en vertelt meteen ‘Ik ben met de nep boot gekomen’ Ik geef hem een kus en schuifel naar de deur. Dan hoor ik zijn leidster zeggen ‘Boot? Dat kan toch helemaal niet?’ Hij kijkt haar aan. Even denkt hij na en zegt: ‘Jawel, de boot is nep’ Ik gniffel en zwaai. Tot straks!

Terwijl ik mij verder haast besluit ik dat we veel vaker met de boot gaan. Of de trein, auto en het vliegtuig.