We zitten aan tafel voor het avondeten.
‘Adam wat is er gebeurd?’ Op zijn wang glimt een rode schram. ‘Dat is gebeurd bij het buitenspelen’ Hij eet met smaak van zijn eten.
‘Ben je gevallen?’ Vraag ik.
‘Nee een kind heeft op mijn gezicht getekend’. Allebei zetten we grote ogen op en vragen door. Noah probeert ook aandacht te krijgen en slaat met zijn kleine drinkbeker op tafel.
‘Wie was het?’
‘Ik ken hem niet, hij zit in groep 6’
Hoe meer wij vragen, hoe spannender het verhaal wordt. Voordat Adam gaat slapen drukt hij ons op het hart om geen bericht te sturen naar zijn juf. ‘Dat is klikken’.
Geschrokken en vol in onze emoties typen wij een bericht op aan de juf. Ze reageert direct en beloofd het uitzoeken.
Kleuterfantasie blijkt echter de overhand te hebben gespeeld. De volgende dag is Adams verhaal onsamenhangend. Kids uit groep 2 blijken niet tegelijk met hogere groepen buiten te spelen. Adam biecht op dat hij het verhaal verzonnen heeft. Hij is gevallen en heeft zichzelf geschaafd bij het buitenspelen. Ze speelden wild.
Echt en nep. Waar en niet waar. Zeggen en klikken. Grapjes. Een volgende keer weten we dat onze lieve kleuter zijn verhalen soms net wat spannender maakt.
Dat ook hij van groots en meeslepend houdt en merkt welk verhaal aandacht oplevert en welke niet.
Wij hebben ook weer een opvoedles beleefd. De volgende keer slapen we er eerst een nachtje erover. Want wie weet zijn er wel
dieven, prinsessen of kadopieten het verhaal ingeslopen.