Dagboek: Nootje – kadootje

‘Hij wil een pinkie!’ Adam rent naar de wieg als hij zijn broertje hoort huilen en propt zijn pink in zijn mond. Er klinkt gepruttel en dan is het even stil. Een trotse grote broer kijkt mij aan. Dan begint Noah luidkeels te huilen. Zijn broers gezicht betrekt en hij gaat mokkend op de bank zitten. ‘Noah heeft gewoon honger’, leg ik uit. Adam knikt instemmend en houdt mij in de gaten als ik het flesje klaarmaak.

De lockdown houdt iedereen bezig in Nederland. Bij ons thuis kan je dit letterlijk nemen. De scholen zijn dicht en er is een ultra schattig klein nieuw lid aan het gezin toegevoegd. Opeens telt ons huis drie mannen van verschillende formaten. Tijdens de kerstdagen verbleven Noah en ik in het ziekenhuis en dus hadden wij geheel passend bij deze tijd een whatsapp-video-kerstdiner.

Baby clichés vergeet je even snel als je er weer aan went. De overweldigende liefde waarvan je niet wist dat dat nog een keer kon. Nootje-kadootje. Elk geluid horen óók als je slaapt. Het ongemak en pijn bij de borstvoeding. Onzekerheid: krijgt hij wel genoeg? Lekkende luiers omdat de flapjes weer eens verkeerd zitten. Water koken, afmeten, flesjes warmen en weer stomen. Dag en nacht. Het gesmak van de speen. Van alles foto’s maken. Verwonderd raken steeds weer opnieuw. Een opgekruld klein lijfje als een kruikje op je borst. Dromen op onze blauwe wolk: het is heerlijk!

Tegelijkertijd worden we door een enthousiaste grote vierjarige broer actief gehouden. Hij mist zijn vriendjes op school wat resulteert in een wervelwind. Dammie flammie.  Heel veel ganzenbord, kwartet en Uno spelen. Logeerpartijtjes door de weeks bij opa en oma. Uitstapjes naar de supermarkt en de Kruidvat onder het mom: je moet toch iets doen. Alle speeltuinen in de directe omtrek verkennen en opnieuw proberen. Bij gebrek aan inspiratie de eendjes eten geven en dan net als je vierjarige zoon wegrennen omdat de ganzen wel heel dichtbij komen. Begripvol proberen te zijn maar dan toch je geduld verliezen en te schreeuwen even onredelijk als de vierjarige in kwestie. Lekker eten en doordeweeks in de ochtend én avond in bad.

Moeder van twee. Geen groentje meer zoals de eerste keer maar stralend en genietend van al die mannen om mijn heen. Dammie-flammie en Nootje-kadootje. En niet te vergeten en Mo de rots. Hij die tijdens zijn verlof naast liefhebbende vader ook huisman en thuiskok werd. Oh en af en toe een levend klimrek voor onze wervelwind.

Samen zijn we de knuffeltosti. Brood-kaas en ham. En sinds Noah met extra boter. Lekker zeker nu alles dicht is.

Dagboek: ‘Mama, hoe ziet je buik er uit als de baby er uit is?’

Ik tel de dagen af. Het duurt nu niet lang meer. Sterker nog ik wéét dat het bijna zover is. Ik zit in mijn eigen bubbel en fantaseer over wat komen gaat. Hoe zou mijn tweede zoon eruit zien? Hoe zou het gaan samen met Adam?

Om mij heen gaan klinken allerlei nieuwe strengere maatregelen om het coronavirus onder controle te krijgen. Winkels, musea en scholen die dicht zijn. Vragen en onduidelijkheden over hoe en of mensen kerst kunnen vieren dit jaar. Veel negativiteit en onzekerheid. Ik hoor en zie het wel maar de kleine schopjes in mijn buik maken het minder erg. De komende tijd zal onze bubbel, met zijn viertjes, nog groter worden dan toen Adam geboren werd. Nauwelijks bezoek of vermaak buitenshuis. Ons eigen fort in Amsterdam Noord met onze grote kleurrijke kerstboom en twee prachtige mannetjes er omheen.

Adam probeert alles te begrijpen. Hij heeft de schopjes als vaak gevoeld, mijn buik gekust, maar ook de buik weg geduwd als hij weer eens van mijn schoot af viel. Hij praat tegen de baby en bedenkt allerlei dingen die de baby nog niet kan en hij wél. De baby kan toch thuisblijven als we naar een museum gaan? Of hij kan toch op het dak zitten van de auto? Toen Adam hoorde dat de baby zelf kiest wanneer hij eruit komt zei hij: ‘Mama, de baby mag ook wel vandaag komen. Dan ga ik naar Ama en Apa’. Hij gaat immers logeren bij opa en oma als de bevalling begint. Gisteren vroeg hij: ‘Hoe ziet je buik er uit als de baby er uit is?’ ‘Wat denk jij?’ ‘Ik denk slap’. Confronterend maar heel waarschijnlijk. Vandaag vroeg ik aan Adam: ‘Waarom ben je zo druk?’ ‘Omdat ik het spannend vind dat de baby komt’. Een dikke knuffel volgde: ‘Ik ook’.

Geen idee hoe alles eruit ziet de komende tijd. Voor nu kruip ik lekker in mijn eigen bubbel. Ik maak foto’s van mijn dikke buik in de tuin omdat de straat uit lopen, de auto pakken of de fiets niet meer lukt. Maar wat geeft het, alles is dicht en wij krijgen in tegen stelling tot anderen een drukke kerst met een bijzondere lang verwachte gast. Ik blijf tellen.

Dagboek: ‘Waarom heeft de mevrouw op straat gepoept?’

Memory. Hij draait, ik draai. Ik kijk naar buiten. Mijn aandacht word getrokken door een dame die half gebogen staat tussen onze auto en die van de buren in.

‘Jij bent mama.’ Ik probeer twee kaartjes, weer geen match. Als ik opnieuw naar buiten kijk knipper ik met mijn ogen. Zie ik het goed? De dame staat er nog steeds, ze heeft haar broek laten zakken. Ik zie háár blote billen! Verward blijf ik kijken.

‘Mamaaaaaa,’ hoor ik naast mij, maar ik reageer niet. Ze hurkt en ik zie hoe er poep op de grond valt. In een reflex klop ik hard op het raam. De dame reageert gelaten en trekt haar broek weer omhoog. Adam kijkt nu ook naar buiten.

‘Mama wat deed die mevrouw?’ ‘Wat deed jij? Waarom klopte je op het raam?’ Even twijfel ik maar ik ben te verbaasd om iets anders te bedenken.

‘De mevrouw poepte op straat’ ‘Waarom?’ ‘Weet ik niet.’ ‘Waarom kijk je zo Mama?’ Hij imiteert mijn frons. ‘Omdat het vies is.’ ‘Heeft ze haar billen afgeveegd mama?’

‘Nee.’ ‘Maar waarom?’ ‘De mevrouw is ziek of een beetje gek,’ leg ik uit. Adam kijkt naar buiten en denkt na. ‘Mama, krijgt de mevrouw nu ook een sticker?’ Hij denkt aan zijn eigen beloningssysteem voor op de wc. Ik moet lachen. ‘Nee, ze is al weg. En op straat poepen is vies’ Adam knikt.

‘Kijk! Ik heb twee dezelfde!’ roept hij en legt ze op de stapel. ‘Mama, waarom heeft de mevrouw op straat gepoept?’ Een vraag die zich de hele middag zal herhalen. ‘Ik weet het niet,’ zeg ik eerlijk. We spelen weer verder.

Dagboek: ‘Met de boot van links naar rechts’

‘Kom laten we gaan’ roep ik. Even kijk ik op mijn horloge, we moeten opschieten anders kom ik te laat. Op tijd komen met een peuter: het blijft een uitdaging.

Hoe harde je roept, hoe langzamer het gaat. Soms schiet ik volledig in de stress. Ik dram, zeur of ben heel geïrriteerd. En dat terwijl ons kleine ventje zo zijn best doet om zijn sokken aan te trekken. Binnenste buiten, hoe doe je dat dan? Gedraaid, zo toch? Nee! Helpen is verboden: ‘Ik wil het zelf doen!’ Tegenwoordig is dit een volzin geworden! Maar het tempo blijft peutersnelheid.

Ik wacht, kijk toe en doe niks. Een grootse uitdaging en daarin ben ik niet alleen! Wachten blijft moeilijk, of je nu klein bent of groot.

Met een blij gezicht springt hij overeind en roept: ‘Kijk dan!’ Hij wijst naar zijn sokken. Gelukkig is hij al vertrouwd met zijn laarzen met rits (gelukkig geen veters) en jas. Gehaast wikkel ik zijn sjaal om zijn hoofd en open de voordeur. We staan buiten. Het is gelukt!

‘’Mama ik wil niet lopen’ Te vroeg gejuicht, realiseer ik mij. Even ben ik geneigd om hem aan zijn arm mee te trekken en een sprintwedstrijd te doen naar de crèche. Onze crèche, is welgesteld 260 meter lopen, maar toch zie ik van deze impuls af. Even blijf ik stil staan en kijk hem aan. Hoe krijg ik hem mee zonder een strijd of tilwerk. Want al is het 260 meter, hij is inmiddels te zwaar om dat stuk te tillen. Ik weeg mijn mogelijkheden af. Hij kijkt mij aan en wacht ook.

‘Ik heb een idee. Kom, we gaan met de boot vandaag’, zeg ik. ‘Ik zie geen boot’, zegt hij. ‘De boot is nep. Kijk hij ligt hier, in het water’ Ik wijs naar de plantenpot van de buren en loop er heen. Hij snelt mij achterna en pakt mijn hand vast. Ik blijf staan. ‘Voorzichtig instappen hoor anders word je nat’ Ik maak een overdreven grote stap. Hij volgt. ‘Reddingsvest aan net als op vakantie’ Ik doe de rits dicht en geef hem een zoen. ‘Ben je er klaar voor?’ Hij knikt en knijpt in mijn hand. ‘Daar gaan we. We varen eerst naar links en dan naar rechts’ Ik loop vooruit en trek hem mee naar links tot aan de rand van de stoep. 

Eventjes twijfel ik maar dan zie ik de magie in zijn ogen. ‘Mama ik zie nog een boot. We moeten stoppen’ Hij blijft staan. We laten de andere boot voorbij aan en varen verder. Zwanen, nog meer boten en zelfs een boot- die-onder-water-is komen we tegen. ‘De boot is onder het water, hij kan niet meer varen he?’, vertelt hij. Ik knik.

‘Is het een boot die onderwater vaart of is hij gezonken?’ ‘Gezonken’ besluit Adam. We toeteren voor een stel eenden en maken koers richting de haven. ‘Kijk! De haven!’ Ik wijs naar het gebouw van de crèche. De boot maakt snelheid. Even moeten we wachten voor de brug zodat de fietsers kunnen oversteken.

‘Poeh poeh’ zeg ik. Naast mij hoor ik een echo ‘poeh poeh’. ‘We zijn er. Voorzichtig uitstappen’ Ik help hem de boot uit en leg het reddingsvest weer terug. ‘Wil jij hem op slot doen?’ Hij knikt draait zich om, doet ‘wiep piep’ en zegt: ‘Dag boot, tot vanavond.’

Vol enthousiasme gaan we de trap op. Hij loopt zijn groep binnen en vertelt meteen ‘Ik ben met de nep boot gekomen’ Ik geef hem een kus en schuifel naar de deur. Dan hoor ik zijn leidster zeggen ‘Boot? Dat kan toch helemaal niet?’ Hij kijkt haar aan. Even denkt hij na en zegt: ‘Jawel, de boot is nep’ Ik gniffel en zwaai. Tot straks!

Terwijl ik mij verder haast besluit ik dat we veel vaker met de boot gaan. Of de trein, auto en het vliegtuig.