‘Komt de bus nu?’ Hij doet een peuter stap naar voren en buigt door zijn knietjes. ‘Nog even wachten,’ zeg ik. ‘En nu?’ ‘Bijna..’ ‘We gaan ook met de metro, toch?’ vraagt hij. ‘Ja.’ ‘En ook met de boot. En broodjes eten op het station?’ Bij elke vraag kijkt hij mij aan en knik ik braaf. De opsomming herhaalt zich tot we voor de deur van het Eye Filmmuseum staan.
We proppen al onze spullen in een kluisje. Maar ‘zelf’ de code intoetsen en vergrendelen blijkt een vaardigheid op zich. Met de toegangskaart voor de tentoooooonstelling klauteren we de trap op.
Als we de zaal binnen stappen worden we verwelkomd door een heleboel grote schermen met filmpjes. Even staan we stil, maar hij gaat meteen op onderzoek uit.
‘Wat doet hij?’, vraagt Adam. Hij houdt stil voor een groot scherm met water. Hij staat en kijkt. Ik kan iets leren van zijn onvolwaardige aandacht, één scherm, één verhaal. Hij lijkt haast gehypnotiseerd.
‘Wat doen ze?’ ‘Is dat de zee?’ ‘Waarom is het afgelopen?’ Een storm aan vragen. Hij wil achter mij aanlopen maar de film begint opnieuw. Hij houdt stil, draait een stoel om en gaat zitten.
‘Waarom gooien ze?’ ‘Worden ze nat?’ Hij blijft kijken. Heel lang.
Ik vraag: ‘Ga je mee ergens anders kijken?’ ‘Nee.’ ‘Ik kom zo terug,’ zeg ik. Hij knikt en verroerd zich niet. Ik wandel rustig door de tentoonstelling en loop daarna weer terug. Hij zit nog exact op dezelfde plek. Ik aai over zijn hoofd. ‘We gaan naar huis, ga je mee?’
Hij blijft zitten. ‘Wat zegt die? Hoe kijkt hij?’
Rustig wandel ik naar de deur en wenk hem. Adam werpt nog een blik op het scherm, zwaait en rent naar mij toe. We gaan met de boot, eten een broodje, nemen de metro en missen de bus.
‘Waarom?’ We lopen in peutertempo terug naar huis.
Tijdens het avondeten vraagt hij: ‘Waarom gooiden de jongens steentjes?’
‘Omdat ze dat leuk vonden.’
‘Maar waarom?’
‘Weet ik niet.’ Adam fronst zijn hoofd en concentreert zich weer op zijn avondeten.