KleuterKUNSTclub: “En als die duif op zijn hoofd poept?”

Door de bril van onze kleuter kijk ik naar de schilderijen van Jacob Jordaens in het Frans Hals Museum. Ik zie spiegels en hoor allerlei vragen.

‘Mama, waarom vliegt er een duif boven zijn hoofd?’ Vraagt hij.
‘Er zijn mensen die geloven dat dat God is’, zeg ik.
De duif?’ Vraagt hij twijfelend.
‘De meneer en de duif zijn vader’, leg ik uit.
‘Maar het is een duif?’ Hij begrijpt het niet.
‘Het is een ingewikkeld verhaal’, realiseer ik mij.
‘Ik snap het niet!’
‘Ehm.. Ik zal het eens voor je opzoeken’, wimpel ik hem af.
En wat gebeurt er al de duif op zijn hoofd poept?’
‘Geen idee. Wat zou jij doen?’ Vraag ik.
‘Jakiebah.. een zakdoekje pakken’, besluit hij.
‘Dat is een goed idee’, antwoord ik.
‘Hadden ze heel lang geleden al zakdoeken?’ Wil hij weten.
Even denk ik na. Dan is zij aandacht afgeleid en ziet hij op een ander schilderij een kroon.
‘Kijk! Ik zie een tover schilderij’ Roept hij uit. ‘De kroon kan vliegen!’ Ik zie het schilderij, de kroon zweeft inderdaad boven het hoofd van heilige Begga.
‘Ehm nou…’ Nog voor ik kan beginnen met uitleggen huppelt hij de zaal uit en roept mij. Hij heeft de spiegelzaal ontdekt.

‘Mama ik zie de schilderijen onder mijn voeten!’
‘Ja, ik ook’ We staan naast elkaar in de zaal.
‘Ik sta er gewoon op he?’ Roept hij stoer.
‘Ja, ik zie het. Zullen we op de grond liggen?’ Stel ik voor.
‘Mag dat?’ Ik knik. We kijken omhoog.
‘Wat zie je?’ Vraag ik.
‘Allemaal blote billen!’ Gilt hij. Ik moet lachen.
‘Maar Mama, waarom zijn alle mensen hun onderbroek vergeten?’

Met een glimlach verlaat ik de tentoonstelling. Ik ga volgende keer weer: kunst kijken als een kleuter.

Frans Hals Museum, Haarlem

KleuterKUNSTclub: Leren kijken is zo krachtig! : “AJAX lacht hier anders Mama”


‘Heb je gisteren nog lekker gelezen?’ Vraag ik. Nog even in het Ajaxblad kijken bleek een goede manier om Adam toch (écht nog niet moe) in zijn bed te krijgen.
‘Ja zeker en weet je wat?’ Roept hij vrolijk.
‘Nee’
‘Op de poster lachen ze heel anders dan in het boek’, legt Adam uit.
Hij rent naar beneden en legt de twee foto’s naast elkaar.
‘Kijk Mama, hier krijgen ze de schaal. En op deze foto houden ze hem omhoog’
‘Ik zie het’
‘Jaahaa en de kapitein van het team Tadić lacht hier heel veel. Zie je dat?’ Hij wijst enthousiast.
Even zijn we van rol gewisseld en voel ik mij de kleuter. Samen bekijken we vol verwondering de foto’s.

KleuterKUNSTclub: “Mama, waarom wordt die meneer weggesleept?” “Mama!”

Aan het eind van de zomervakantie besluit ik met Adam een uitstapje te maken naar het Amsterdam Museum. Later in de middag mag hij uit spelen én logeren bij zijn bestie. Twee vliegen in een klap dacht ik. Maar ik had het mis. ‘Mama ik vind dit museum saai’ Roept Adam als ik de fiets op slot zet.

Een golf van teleurstelling overvalt mij. “Dat weet je nog niet. Je bent hier nog nooit geweest”, antwoord ik.
“Ik wil naar Misha” Besluit Adam.
“Ja dat weet ik, maar hij is nog niet thuis, kom” Adam zucht overdreven en loopt dan achter mij aan.
We nemen de kinderspeurtocht en tas in ontvangst. Adam gaat op de grote trap zitten en kiepert de tas om. De inhoud van de tas vindt hij interessanter dan de kunstwerken. De rolmaat blijft hij uit en in rollen.
Ik probeer samen de vragen te beantwoorden. Hij zucht en mokt. “Nee dit schilderij”, zeg ik en trek hem mee. “En nee, niet meten, dat mag niet – je moet de figuren tellen” Hoor ik mezelf zeggen.

Maar Adam heeft er geen boodschap aan en loopt verder. Als Adam met open mond stilhoudt voor een zwart-wit film klap ik het speurboekje dicht en geef het op. “Mama is dat politie?” “Wat doen ze?” “Waarom liggen die mensen op de grond?” “Gaan ze naar de gevangenis?” Een stortvloed van vragen overvallen mij.
 Dan dringt het tot mij door. Ik doe precies het tegenovergestelde van wat ik hem geleerd heb. Ik stuur hem, dwing interesse af én temper zijn verwondering. De speurtocht gebruik ik als leidraad in plaats van Adams vragen.
“Mama, waarom wordt die meneer weggesleept? Mama!” Ik lees het tekstbordje. De koningsrellen na de inhuldiging van koningin Beatrix in 1980. Adam luistert vol verwondering en trekt mij mee naar een volgend kunstwerk. Even was ik het vergeten: door zijn vragen komen mijn verhalen vanzelf.

Ter afsluiting afdwalen we af naar het de begane grond en komen in de tentoonstelling Democracy van Museum van de Geest – Outsider Art. We dansen met koptelefoons. Adam gaat los en roept: “Mama! Kom mee doen. Dit is super leuk!” We knielen op de grond neer en tekenen samen ons eigen verhaal.

Verwondering blijft de allermooiste route.

Museum van de Geest | Outsider Art Amsterdam

Dagboek: ‘Een museum is saai want dan moet ik rustig doen’

Adam en Noah bij STRAAT Museum Amsterdam

Hij is alweer groot: 5 jaar. Dus schaart hij zichzelf bij de ‘grote’ kleuters: ‘Ik ben een groep 2er’. Hierdoor zijn allerlei dingen niet meer van zelfsprekend. ‘Nee Mama, nu wil ik niet knuffelen’ of ‘Mama ga maar weg’ en bijna elke dag na school ‘Mama mag ik uit spelen?’ Laatst zei ik terug: ‘Maar dat vind ik zo ongezellig’. Even dacht hij na: ‘Mama in het weekend kan je weer met mij spelen’. Daar moest ik het maar mee doen vond hij.

Onze museumbezoekjes zijn op een laag pitje gezet. Corona helpt niet mee en Noah, zijn kleine broertje, maakt van elke plek een indoor-kruip of cracker-eet festijn. Dus betrap ik mezelf erop dat ik weer neig naar kindvriendelijke plekken. De bibliotheek, NEMO (de kinderhysterie walhalla) of toch maar een speeltuintje.

De hoogste tijd dus om op stap te gaan met de KleuterKUNSTclub. Welke tentoonstellingen sluiten aan bij Adams belevingswereld? Bij aankomst op school blijkt Adam echter minder enthousiast. ‘Ik wil naar het speelmuseum’. ‘Daar waren we vorige week. Een nieuw museum ik ook leuk’. ‘Maar mama dat is saai want dan moet ik rustig doen’ Hij doet zijn armen over elkaar en kijkt mij met een serieuze blik aan. ‘Je kan nergens schreeuwen en hard rondrennen. Ook niet in de bieb’. Adam schudt zijn hoofd, hij denkt hier duidelijk anders over. Ik laat hem twee foto’s zien waar hij er eentje uit mag kiezen. Een graffiti kunstwerk van een leeuw of een tentoonstelling over kadootjes. Eerst winnen de kadootjes om in de vertrouwde Sinterklaassfeer te blijven. Maar uiteindelijk gaan we naar het STRAAT Museum want dat is dichtbij in ons eigen vertrouwde stadsdeel.

De voormalige NDSM-scheepsloods van 8000 m2 biedt meer dan genoeg ruimte om actief rond te kijken. Overal om ons heen zien we mega grote graffiti kunstwerken. De kou en Adams ongeduld doen ons tempo versnellen. De stoere houding -Ik vind een museum stom én gaan we nu iets eten in het restaurant – verdwijnt eventjes. We zoeken dieren, tellen kleuren en fantaseren over regenboog monsters. Adam blijft staan en kijkt. ‘Mama wat is dat?’. Het beste antwoord hierop bleek ‘Ehmm geen idee. Wat denk jij?’. Zo zien we opeens een zeemeermin, een held met pijlen in zijn rug en een leeuw zonder poten. Noah besluit ook mee te doen en wil oefenen met staan. Ook speurt hij de grond af op zoek naar iets interessants om in zijn mond te stoppen.

We krijgen het koud en druipen af naar het café. Tot ons geluk blijkt de heater kapot. Gelukkig hebben ze warme frietjes. In de winkel vraagt Adam. ‘Mama mag ik dit hebben?’ Hij houdt een willekeurig boek omhoog. ‘Nee’. ‘Oké’ Hij legt hem terug. ‘Knap hé mama, dat ik niet ga zeuren maar alleen oké zeg?’ Ik schiet in de lach. Kleutertrots. In de bakfiets terug naar huis blijkt dat Adam volgende week weer naar een museum wil: maar wél eentje met verwarming.

KleuterKUNSTclub: “De koets van goud en verdriet”

‘Mag ik op het knopje drukken?’ Vraagt Adam in de lift. Ik knik. ‘We moeten er bij Rokin weer uit’, zeg ik als we de metro in stappen. Ik parkeer de kinderwagen en ga zitten. De metro komt in beweging. Adam wankelt maar blijft staan. Hij schrikt en kruipt op mijn schoot.

‘Zijn we al bij het koetsmuseum?’ ‘Bijna’ We gaan naar de Gouden koets kijken in het Amsterdam museum. ‘Zien we dan ook de koning en koningin?’ We babbelen door terwijl Noah vanuit de kinderwagen verwonderd om zich heen kijkt. De lampen, geluiden en metro maken indruk.

Op het perron bij Rokin voer ik Noah een potje bloemkoolstamppot, koud bij gebrek aan voorzieningen, terwijl Adam alle metro’s in de gaten houdt.

Tevreden wandelen we naar de lift en vervolgen onze tocht naar het museum. Bij hoge uitzondering mogen we zonder tijdslot naar binnen. Adam staat naast mij en is opdreef: ‘Maar waar is de koets van goud?’

We raken verzeild in een lange route van lift naar lift, zien ongepland het hele museum en starten in de laatste zaal van de tentoonstelling. Met hulp van een andere bezoeker tillen we de kinderwagen de trap af. Joepie! Daar is de koets!

Als we ons neus tegen het glas drukken klinkt het geluid van paardenhoeven. Adam onderzoekt of de paarden echt zijn. We vinden draken, engelen, zonnetjes en leeuwen op de koets. Allemaal van goud. En tot onze blijdschap is er ook een grote kroon. Maar geen koning en koningin. En het glas is ook jammer vindt Adam. Het tafereel op de linker koetsdeur krijgt onze aandacht. Ik leg uit wat er op staat.

‘Maar mama, wat doen de kinderen dan als hun papa en mama de hele dag moeten werken?’ ‘Die helpen mee of spelen een beetje.’ ‘Ik zie geen kinderen spelen.’ ‘Nee.’ ‘Maar ik vind het zielig voor de mensen dat ze alleen maar moeten werken.’ ‘Ja is het ook. In die tijd van het schip…’ ‘Het schip met de vlag van Nederland?’

‘Ja lang geleden, toen vonden mensen het normaal dat ze de baas konden zijn over andere mensen. Nu weten we dat niet normaal is en niet mag.’ ‘Nee. Ik vind het zielig mama.’ ‘Ja, daarom staat het nu in een museum. Zodat wij kunnen leren van vroeger.’

Noah kijkt ook naar de koets. Hij kirt en test zijn stembanden.

‘Oh mama, het geluid komt uit die box daar’ Adam wijst opgelucht naar een hoek toe.

Samen lopen we nog een rondje om de koets en stuiten bij de terugweg in het museum op het doelab. Een bak vol lego verwelkomt ons. Noah kruipt rond en Adam bouwt mee aan zijn eigen stad.

‘Weet je Adam. Belangrijk is om te onthouden dat je nooit de baas mag zijn over iemand anders. Je bent alleen de baas over je zelf.’ Adam kijkt op van zijn bouwwerk. ‘Ja altijd de baas zijn is gemeen.’ ‘Ja.’

Ik til Noah op, net voordat hij een stuk lego in zijn mond probeert te stoppen. ‘De kroon van goud vind ik mooi’, zegt hij. Ik aai over zijn hoofd.

‘Maar het schilderij is zielig’. Even is hij stil, dan houdt hij zijn lego bouwsel omhoog. ‘Kijk ik heb het allermooiste gebouw gemaakt van iedereen!’