‘Mag ik op het knopje drukken?’ Vraagt Adam in de lift. Ik knik. ‘We moeten er bij Rokin weer uit’, zeg ik als we de metro in stappen. Ik parkeer de kinderwagen en ga zitten. De metro komt in beweging. Adam wankelt maar blijft staan. Hij schrikt en kruipt op mijn schoot.
‘Zijn we al bij het koetsmuseum?’ ‘Bijna’ We gaan naar de Gouden koets kijken in het Amsterdam museum. ‘Zien we dan ook de koning en koningin?’ We babbelen door terwijl Noah vanuit de kinderwagen verwonderd om zich heen kijkt. De lampen, geluiden en metro maken indruk.
Op het perron bij Rokin voer ik Noah een potje bloemkoolstamppot, koud bij gebrek aan voorzieningen, terwijl Adam alle metro’s in de gaten houdt.
Tevreden wandelen we naar de lift en vervolgen onze tocht naar het museum. Bij hoge uitzondering mogen we zonder tijdslot naar binnen. Adam staat naast mij en is opdreef: ‘Maar waar is de koets van goud?’
We raken verzeild in een lange route van lift naar lift, zien ongepland het hele museum en starten in de laatste zaal van de tentoonstelling. Met hulp van een andere bezoeker tillen we de kinderwagen de trap af. Joepie! Daar is de koets!
Als we ons neus tegen het glas drukken klinkt het geluid van paardenhoeven. Adam onderzoekt of de paarden echt zijn. We vinden draken, engelen, zonnetjes en leeuwen op de koets. Allemaal van goud. En tot onze blijdschap is er ook een grote kroon. Maar geen koning en koningin. En het glas is ook jammer vindt Adam. Het tafereel op de linker koetsdeur krijgt onze aandacht. Ik leg uit wat er op staat.
‘Maar mama, wat doen de kinderen dan als hun papa en mama de hele dag moeten werken?’ ‘Die helpen mee of spelen een beetje.’ ‘Ik zie geen kinderen spelen.’ ‘Nee.’ ‘Maar ik vind het zielig voor de mensen dat ze alleen maar moeten werken.’ ‘Ja is het ook. In die tijd van het schip…’ ‘Het schip met de vlag van Nederland?’
‘Ja lang geleden, toen vonden mensen het normaal dat ze de baas konden zijn over andere mensen. Nu weten we dat niet normaal is en niet mag.’ ‘Nee. Ik vind het zielig mama.’ ‘Ja, daarom staat het nu in een museum. Zodat wij kunnen leren van vroeger.’
Noah kijkt ook naar de koets. Hij kirt en test zijn stembanden.
‘Oh mama, het geluid komt uit die box daar’ Adam wijst opgelucht naar een hoek toe.
Samen lopen we nog een rondje om de koets en stuiten bij de terugweg in het museum op het doelab. Een bak vol lego verwelkomt ons. Noah kruipt rond en Adam bouwt mee aan zijn eigen stad.
‘Weet je Adam. Belangrijk is om te onthouden dat je nooit de baas mag zijn over iemand anders. Je bent alleen de baas over je zelf.’ Adam kijkt op van zijn bouwwerk. ‘Ja altijd de baas zijn is gemeen.’ ‘Ja.’
Ik til Noah op, net voordat hij een stuk lego in zijn mond probeert te stoppen. ‘De kroon van goud vind ik mooi’, zegt hij. Ik aai over zijn hoofd.
‘Maar het schilderij is zielig’. Even is hij stil, dan houdt hij zijn lego bouwsel omhoog. ‘Kijk ik heb het allermooiste gebouw gemaakt van iedereen!’